Maandagmiddag
De uitspraak werd rond twee uur gedaan. Dat betekende dat het een vrij korte zitting was geweest. Meestal duurde zoiets minstens tot halfvijf.
Na de totale nederlaag tegen de jury zat Synnerfelt in zijn kamer te mokken. Hij zat met zijn hoofd in zijn handen en had medelijden met zichzelf. Voor hem lagen de stukken van de onzalige zaak Thunborg/Thunborg. Synnerfelt voelde grote weerzin tegen het opstellen van de beschikking. De telefoon ging. Hij liet hem twee, drie keer overgaan voordat hij opnam.
'Er is hier een dame die je wil spreken,' zei zijn secretaris.
'Wat wil ze?'
'Dat wil ze niet zeggen.'
'Dan ontvang ik haar niet.'
'Eén ogenblikje.'
Synnerfelt zuchtte diep en bleef wachten. Hij legde de hoorn op het bureau.
Het begon te kraken in de telefoon. Weerspannig als een kind van drie wachtte hij enige seconden voor hij de hoorn weer oppakte.
'Ben je daar nog?' vroeg zijn secretaris. 'Natuurlijk,' zei hij met zijn rechtersstem. 'De dame heet Signe Svensson. Ze zegt dat het een belangrijke kwestie is die haar dochter betreft.' 'Dochter,' zei Synnerfelt op luide toon. 'Hoe heet die dochter dan wel in Jezusnaam?' 'Britt Andersson,' zei de secretaris. 'Laat haar binnen,' zei Synnerfelt.
Hij had er al ellendig uitgezien, maar nu was het nog tien keer zo erg. Hij was bleek en het koude zweet parelde hem over zijn hoge voorhoofd.
Er werd aan de deur gebeld. Synnerfelt vermande zich en ging zo stram mogelijk op zijn stoel zitten, maar het resultaat was niet bijzonder geslaagd. Hij haalde een papieren zakdoek uit een van de bureauladen en veegde zijn voorhoofd af.
Daarna stak hij zijn hand uit en drukte op het binnen'-knopje. De deur ging open en Signe Svensson stapte naar'binnen, klein en grijs maar in een splinternieuwe jas.
'Goedenmiddag,' zei ze. 'Bent u' - ze keek op een papiertje in haar hand - 'meneer Synnerfelt?'
'Ja,' bekende meneer de rechter met gedweeë stem. 'Wilt u niet gaan zitten, mevrouw Svensson?'
'Dank u, ik zal het kort maken.'
'Ik heb geen haast,' zei Synnerfelt.
Signe Svensson ging zitten en hield haar tasje op haar schoot. Ze maakte het open en zette haar bril op. 'Ik geloof, dat u mijn dochter kende, meneer Synnerfelt,' zei ze.
'Dat klopt inderdaad,' erkende de rechter na enige overweging-
'U weet misschien dat ze ... dood is.'
')a, ik heb over het tragische geval gelezen. Ik wil u graag mijn leedwezen betuigen.'
'Ze laat een dochter na,' onthulde Signe Svensson.
'Dat weet ik.' zei Synnerfelt haastig. 'Ik weet het, maar ik zal natuurlijk ook in de toekomst voor haar onderhoud blijven zorgen. Dat heb ik tijdens Britts leven ook altijd gedaan.'
'Ik ben hier alleen maar gekomen om u te zeggen dat u verder niets meer hoeft te betalen,' antwoordde ze. 'Ik heb de voogdij over het kind op me genomen.' 'Maar u hebt toch zeker ook geld nodig ook al vallen het pleeggezin en' - hij schraapte zijn keel - 'het onderhoud van Britt weg?'
'Ze heeft u aldoor bedrogen,' zei Signe Svensson. 'Het was uw kind helemaal niet.'
'Maar, maar ...'
Hij was helemaal in de war.
'Ik ontdekte 't toen ik haar papieren uitzocht,' vervolgde Signe Svensson. 'Ik heb haar nooit kunnèn opvoeden, maar dat ze zo iets zou doen, dat had ik niet gedacht.'
'Dus ik heb al die jaren betaald zonder dat het nodig was?'
'Ja, jammer genoeg wel. De enige dochter die ze heeft is uit een huwelijk dat bijna meteen kapot is gegaan.'
'En ik dacht nog wel ...'
'Ik begrijp 't, maar ik wilde alleen maar even komen vertellen hoe de vork in de steel zit. Helaas zie ik geen kans om iets van het geld terug te betalen.'
'Daar is ook geen sprake van,' zei Synnerfelt. 'Ik ben u zeer dankbaar, mevrouw Svensson, dat u me dit bent komen vertellen. Zo eerlijk zou lang niet iedereen geweest zijn. God zij dank zijn er geen schriftelijke overeenkomsten, dus formeel gezien is alles in orde.'
'Dan valt er verder niets te regelen, lijkt me,' zei ze.
'Nee, maar ik wil u nogmaals bedanken dat u gekomen bent,
mevrouw Svensson. U had per slot van rekening rustig het geld kunnen blijven opnemen.'
Hierop antwoordde mevrouw Svensson niets.
Er schoot Synnerfelt iets te binnen.
'Die papieren waar u het over had, hebt u die nog?'
'Nee, ik heb ze verbrand.'
'Dat is heel verstandig.'
Signe Svensson stond op. Ze had het bankboekje van haar dochter met enige gewetenswroeging gehouden, maar ze had zich getroost met de gedachte dat het kind het geld harder nodig had dan degene die door Britt was gechanteerd.
En bovendien was het immers onmogelijk te achterhalen hoeveel geld van Synnerfelt was gekomen en hoeveel uit het normale werk van Britt afkomstig was. Signe Svensson was niet gek. Ze wist dat haar kleindochter het geld zou erven, maar dat ze zelf alle kans had het beheer erover te krijgen.
Signe Svensson wilde het meisje graag bij zich hebben. Vroeger had men geoordeeld dat ze niet de economische middelen had. Die had ze nu wel. Een nieuwe woning misschien in plaats van de oude uitgewoonde etage in Tomtebogatan.
'Tja, dan ga ik maar weer,' zei ze tegen Synnerfelt die achter zijn bureau zat met een verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht.
'Goedenmiddag,' zei Signe Svensson en verliet de smaakvolle werkkamer van de rechter.