Zondagochtend
Adjunct-hoofdinspecteur van de afdeling Geweldpleging, Juha Välitalo en Stina Berg, maatschappelijk werkster bij de kinderbescherming, lagen naast elkaar in het grote bed van laatstgenoemde, in een kleine éénkamerflat aan Birger Jarlsgatan.
'Goeiemorgen,' zei ze. 'Hoe is de politie hier beland?'
Juha Välitalo zag er kinderlijk tevreden uit.
'Dat weet ik niet precies. Ik weet alleen dat 't me uitstekend bevalt.'
'Wil je ontbijt hebben?' vroeg ze.
'Ja, dank je, graag,' antwoordde hij beleefd.
Ze stond op.
'Je bent mooi,' zei hij.
Ze draaide glimlachtend haar hoofd om.
'Jij ziet er ook niet slecht uit,' zei ze.
Ze trok een ochtendjas aan en kwam na een tijdje terug met koffie en geroosterd brood.
Tussen twee happen door vroeg ze: 'Wat ga je vandaag doen?' 'Ik moet werken.'
Tot zijn genoegen zag Välitalo dat ze een beetje teleurgesteld keek.
'Ik moet een paar dingen uitzoeken,' zei hij. 'Wat voor dingen?'
'Herinner je je die jongen Julin nog? Je was erbij toen ik 'm verhoorde.'
Ze knikte.
'Hij kwam gisteravond bij me om me te vertellen dat z'n moeder echt een minnaar had.'
'Net als ik,' giechelde ze. 'Maar dan had ik gelijk, toen.'
'Inderdaad. Hij wist zelfs hoe die vent heette.'
'O.'
'Weet je wat ik verder heb gedaan? Jij mag uitmaken of het stom is of niet. Toen die jongen bij me kwam, merkte ik dat hij dronken was en misschien wel wat hasj had gerookt. Ik vroeg 't en hij gaf me meteen een paar stukjes. Daar heb ik toen gruis van gemaakt en de hele rommel in de prullenmand gegooid. Vind je dat ik daar gelijk in had?' 'Wil je zeggen dat je als politieambtenaar in functie hebt nagelaten tegen een misdrijf op te treden?' vroeg ze met ernstige stem.
'Ja,' erkende hij. 'En het ergste is dat ik geen enkele wroeging voel.'
'Natuurlijk heb je gelijk,' zei ze. 'De zaak wordt er heus niet beter van als hij voor de rechtbank komt voor een paar gram hasj.'
'Ja, ik dacht er net zo over.'
'En nu moet je die man gaan verhoren?'
'Niet vandaag.'
'O.'
'Maar ik heb Kollin beloofd het een en ander over hem uit te zoeken. Wat voor een soort vent het is en zo.' 'Verdomde Kollin,' zei ze. Välitalo grijnsde sullig. 'Ik vind 'm prima,' zei hij.
'Dat vind ik ook, maar het was toch zeker niet nodig om jou vandaag aan 't werk te zetten?'
Välitalo lag zenuwachtig te woelen.
'Maar ik heb er zelf om gevraagd,' bracht hij eruit, ik kon toch niet weten dat ik hier zou belanden?'
'Maar je vroeg me toch mee uit?'
'Dat hoeft toch niet te betekenen dat ...'
'Dat wat?'
'Dat ... dat ... dat ik hier terecht zou komen.' 'Speel je komedie of ben je echt zo verbaasd?' ik ben echt verbaasd,' zei hij zacht. 'Vanaf die keer dat we elkaar tegenkwamen, had ik je al willen bellen, maar ik durfde gisteren pas. En nu dit.'
'Je bent verdomd naïef, al ben je dan bij de politie,' constateerde ze. 'Waarom ben je dat eigenlijk gaan doen?'
'Boerenjongen uit Pajala. Volkshogeschool. Toen zag ik een advertentie in de krant waar ik op schreef. Ze namen me meteen.'
'Maar je moet toch wel goed zijn om het zo ver te schoppen.' 'Ik heb hard gewerkt en bovendien heeft Kollin me altijd geholpen.'
Välitalo begon te lachen.
'Toen ik bij de recherche kwam, liet ik me een keer tegen hem ontvallen dat ik m'n naam wilde laten veranderen. Ik had er schoon genoeg van om altijd voor Finnengebroed te worden uitgescholden. Dat is de enige keer dat-ie echt kwaad op me is geweest. Kollin is een fijne kerel, dat moet je goed begrijpen.'
ik weet dat-ie aardig is,' zei ze. 'We hebben elkaar vaak genoeg gezien.'
Ze waren klaar met eten. Ze ging weer uit bed. Ditmaal trok ze haar ochtendjas niet aan.
'Maar ik hoef pas vanmiddag aan die klus te beginnen,' zei hij toen ze terugkwam. 'Dat dacht ik ook,' zei ze.