Voorwoord
Dit zijn vertellingen spelend in het Eenentwintigste Aeoon, wanneer de Aarde oud is en de zon op het punt staat uit te doven. In Ascolais en Almery, landen ten westen van de Vallende Muur, woont een groep magiërs die een verbond zijn aangegaan opdat zij hun belangen te beter kunnen behartigen. Hun aantal wisselt, maar ten tijde van de handeling tellen zij tot hun leden:
Ildefonse, de Preceptor
Rhialto de Schitterende
Hurtiancz, die klein en stevig is, en berucht om zijn kribbige en wat vechtlustige aard
Verark de Voorbode, precies van natuur en enigszins streng
Shrue, een diabolist, wiens geestigheden zijn kompanen voor raadsels stellen en soms zelfs hun nachtrust verstoren
Gilgad, een kleine man met grote grijze ogen in een rond en eveneens grijs gezicht, immer uitgedost in roosrode kledij. Zijn handen zijn klam en koud en ieder mijdt zijn aanraking
Vermoulian de Droomloper, een buitengewoon lang en mager heer met een statige tred
Mune de Magus, die zo zelden als mogelijk zijn mond roert en een huishouding van vier eega's voert
Zilifant, robuust van lijf en leden, met lang bruin haar en een baard als een waterval
Darvilk de Miaanther die, om onnaspeurlijke redenen, een klein zwart masker draagt
Perdustin, een tenger blond persoon zonder vrienden die hem werkelijk kennen. Hij geniet van geheimzinnigheid en het mysterie en weigert te onthullen waar hij domicilie houdt
Ao van de Opalen. Zwaarmoedig, met een zwart spitsbaardje en een bijtend scherpe manier van optreden
Eshmiel, die met een pret welke in haar zuiverheid bijna kinderlijk aandoet, een bizar voorkomen affecteert dat voor de helft wit, voor de andere helft zwart is
Barhanikos, die klein en vierkant is en een enorme pluisbol van wit haar draagt
Waaz van het Whearywater. Een gloeiendogende spicht met groene huid en oranje wilgenbladeren in stede van hoofdhaar
Panderleou, verzamelaar van zeldzame en wonderschone voorwerpen uit alle toegankelijke dimensies
Byzant de Necroop
Dulce-Lolo, wiens verschijning die van een gezette epicurist is
Tchamast. Gemelijk gestemd, een gezworen asceet, wiens achterdocht jegens het vrouwelijk deel der natuur zo diep gaat dat hij slechts insecten van het mannelijk geslacht duldt binnen de grenzen van zijn erf
Teutch, die zelden met de mond spreekt doch middels een ongebruikelijke kunst woorden uit zijn vingertoppen laat vliegen. Als Ouderling van de Naaf is hem het beheer over zijn eigen infiniteit toegestaan
Zahoulik-Khuntze, wiens ijzeren nagels aan vingers en tenen gegraveerd zijn met opmerkelijke tekenen
Nahourezzin, een wijze uit Oud-Romarth
Zanzel Melancthones
Hache-Moncour, wiens ijdelheden en affectaties zelfs die van Rhialto overstreven.
De magie is een praktische wetenschap, of, juister uitgedrukt, een vaardigheid, daar in de eerste plaats nadruk wordt gelegd op de bruikbaarheid ervan, eer dan op begrip van de grondslagen. Deze bewering is slechts van algemene geldigheid, aangezien in een werkterrein van dergelijke omvang iedere beoefenaar zijn eigen stijl zal ontwikkelen en in de roemruchte tijden van Groot-Motholam spanden veel magiër-wijsgeren zich in om de beginselen die het vak regeren, te doorgronden.
Uiteindelijk leerden deze onderzoekers, onder wie de grootste beroemdheden op het sorcerieke vlak, amper genoeg om in te zien dat volledig begrip onmogelijk was. In de eerste plaats kon een bepaald gewenst effect bereikt worden op talrijke verschillende manieren, waarvan elk apart een levenslange studie vergde: elke methode ontleende zijn kracht aan een ander dwingend milieu.
De grote magiërs van Groot-Motholam waren wel dermate lenig van geest dat zij de grenzen van het menselijk begrip waarnamen, en zij wijdden hun inspanningen grotendeels aan het oplossen van praktische zaken en zochten slechts naar abstracte grondbeginselen wanneer al het andere vruchteloos bleef. Hierdoor komt het dat de magie haar bepaald menselijke smaak behoudt, hoewel de effectuerende instanties nimmer menselijk zijn. Iedere terloopse blik in een der fundamentele catalogen beklemtoont deze menselijke oriëntatie; de nomenclatuur bezit een buitenissige en bizarre klank. Slaan wij (bijvoorbeeld) Hoofdstuk Vier op van Killiclaws eerste lesboek praktische magie, getiteld Interpersoonlijke teweegbrengingen; wij zien dan diergelijke terminologie, gekalligrafeerd in helderpaarse inkt:
Xarfaggio's Physieke Malepsie
Arnhoults Sequestrieuze Digitalia
Lutar Koperneus' Twaalfvoudige Overvloed
De Spreuk van Troosteloze Insluiting
Tinklers Ouderwetse Benauwenis
Clambars Teugel der Lange Nerven
Het Groen en Purper Uitstel van Genot
Panguire's Triomfen van Ongerief
Lugwilers Naargeestige Jeuk
Khulips Nasale Versterking
Radls Doordringend Onjuiste Akkoord
Een betovering behelst in wezen een code, of een serie instructies, die ingeplant wordt in een sensorium van een entiteit die in staat is, en niet onwillig, om het milieu te veranderen op een wijze die strookt met de boodschap vervat in de toverspreuk. Deze entiteiten zijn niet noodzakelijk 'intelligent', of zelfs begaafd met zelfbewustzijn, en vanuit het standpunt van de beginneling bezien is hun gedrag onvoorspelbaar, wispelturig en gevaarlijk.
De meest bereidwillige en tot samenwerking genegen schepselen in dit verband variëren van de nederige, broze elementalen tot de sandestins. Lastiger entiteiten zijn onder de Temuchin bekend als 'daihak', daaronder begrepen 'demonen' en 'goden'. De macht van een magiër ontleent hij aan de vermogens van de entiteiten die hij weet te beheersen. Iedere magiër van aanzien benut een of meer sandestins. Een enkele aartsmagiër uit Groot-Motholam waagde het zich te bedienen van de macht van de lagere daihak. De rol van namen van deze magiërs opzeggen of zelfs lezen betekent verbazing en ontzag oproepen. Hun namen tintelen van kracht. Enkele van de meest opmerkelijke en dramatische magiërs uit het Rijk van Groot-Motholam waren:
Phandaal de Grote
Amberlin I
Amberlin II
Dibarcas Maior (die onder Phandaal studeerde)
Aarts-Magus Mael Lel Laio (hij woonde in een paleis gesneden uit een enkele maansteen)
De Vapurialen
Het Groen en Purper College
Zinqzin de Encyclopaedist
Kyrol van Porphyrhyncos
Calanctus de Kalme
Llorio de Heks
De magiërs van het Eenentwintigste Aeoon waren met dezen vergeleken een uiteenlopend geaard en onzeker groepje dat het zowel aan grandeur als innerlijke samenhang ontbrak.