1
De Murthe
Op zekere frisse ochtend tegen het midden van het Eenentwintigste Aeoon was Rhialto aan zijn ontbijt gezeten in de oostelijke koepel van zijn huis Falu. Deze morgen kwam de oude zon op achter een sluier van kristallen nevel en wierp slechts een flets en droevig licht over de Lage Weide.
Om redenen die Rhialto niet vermocht te bepalen bezat hij nu geen eetlust en hij besteedde nauwelijks aandacht aan een schotel waterkers, gestoofde dadelpruimen en worstjes; liever deed hij zijn maal met sterke thee en harde beschuit. Toen leunde hij naar achter in zijn stoel, hoewel talrijke taken op hem lagen te wachten in zijn werkkamer, en afwezig staarde hij over de weide naar het Weerwoud.
In deze afgetrokken stemming bleef zijn waarneming evenwel eigenaardig gescherpt. Er landde een insect op het blad van een nabije esp. Rhialto prentte zich nauwkeurig in onder welke hoek het diertje zijn poten onder zich vouwde en keek vorsend naar de talloze rode glinsteringen in de bolle ogen. Interessant en veelbetekenend, dacht hij bij zichzelf.
Nadat hij het belang van het insect ten volle tot zich had laten doordringen, breidde Rhialto zijn aandacht uit tot de omgeving in haar geheel. Hij schouwde de helling waaronder de weide afliep naar de Ts en de verspreiding van kruiden over het vlak van gras. Hij bestudeerde de kromme boomstammen aan de zoom van het woud, de rode stralen zonlicht die scheef door het gebladerte staken, het indigo en donkergroen van de schaduwen. De absolute helderheid van zijn gezichtsvermogen was werkelijk opvallend, en zijn gehoor was nu niet minder scherp... Hij kromde zich naar voren, zich inspannend om te horen - wat was het? Een zuchten van onhoorbare muziek?
Niets. Rhialto ontspande zich, met een lachje om zijn vreemde fantasieën. Hij schonk zich een laatste kop thee in... liet die onaangeroerd staan. In een opwelling rees hij overeind en ging de salon in, waar hij een mantel omhing en een jagerspet opzette en die staf pakte die bekend stond als 'Malfezars Smart'. Vervolgens ontbood hij zijn kamerheer en algemeen factotum Ladanque.
'Ladanque, ik zal enige tijd in het bos wandelen. Let op dat Vat Vijf in beroering blijft. Zo je wilt, mag je de inhoud van de grote blauwe distilleerkolf raffineren en overbrengen in een afgesloten beker. Doe het met geringe hitte en vermijd de dampen in te ademen; daar zou je een etterende uitslag in het gezicht van krijgen.'
'Zeer goed, meneer. Moet ik iets doen met de klavanger?'
'Schenk hem geen aandacht. Kom niet in de buurt van zijn kooi. Denk eraan, zijn gepraat over maagden en rijkdom is drog. Ik betwijfel of hij wel weet wat een van beide woorden betekent.'
'Uitstekend, meneer.'
Rhialto verliet zijn huis. Hij stak de weide over via een pad dat naar de Ts voerde, ging daar een stenen bruggetje over en liep het bos in.
Weldra verdween het paadje. Het was uitgesleten door de nachtdieren op weg naar de weide. Rhialto liep voort, liet zich leiden door de gangen tussen de bomen, ging over kleine ruimten tussen de bomen waar kandool, rode weidezoet en witte dymphne het gras met kleur bevlekten; voorbij groepjes witte berken en zwarte espen; langs ribbels van oude steen, langs bronnetjes en beekjes.
Als er nog andere schepsels op de been waren in het bos, dan lieten die zich niet zien. Op het punt een open plek binnen te gaan waar een enkele witte berk in het midden stond, bleef Rhialto staan om te luisteren... Hij hoorde alleen stilte.
Een minuut later had hij zich nog niet verroerd.
Stilte. Maar was die werkelijk volmaakt?
De muziek, áls er zoiets als muziek was geweest, moest zich zeker in zijn hersens hebben afgespeeld en nergens anders.
Merkwaardig, dacht Rhialto.
De tere witte berk stond tegen een achtergrond van dichte zwarte deodars. Toen hij zich afkeerde om te gaan, meende hij wederom muziek te horen.
Geluidloze muziek? Wat een innerlijke tegenspraak!
Vreemd, dacht Rhialto, vooral daar de muziek toch van buiten hemzelf leek te komen... Weer dacht hij het te horen: een fladdering van abstracte akkoorden, die een gevoel overbrachten dat tegelijk zoet, melancholisch, triomfantelijk was: zeer bepaald en toch onzeker.
Rhialto tuurde in alle richtingen. De muziek, of wat het ook was, scheen afkomstig uit nabije bron. Het zou van voorzichtigheid getuigen als hij nu op zijn schreden keerde en zich terug haastte naar Falu zonder eenmaal om te kijken... Hij ging voorwaarts, kwam bij een roerloze vijver die donker en diep was en de oever aan de overkant volmaakt weerkaatste. Bewegingloos staand, zag Rhialto de beeltenis van een vrouw gespiegeld, die vreemd bleek was, en wier zilverkleurige haar binnen een zwarte band werd gehouden. Ze droeg een wit rokje tot de knieën en verder waren haar benen even bloot als heur armen.
Rhialto keek naar de overkant. Daar ontwaarde hij vrouw noch man, noch welk schepsel ook. Toen hij zijn blik weer neersloeg naar het water, spiegelde zich daar als eerst de vrouw.
Een lang moment bestudeerde Rhialto de reflectie. De vrouw leek lang te zijn, en had kleine borsten en smalle flanken; fris en gaaf van leden als een jong meisje leek zij. Hoewel haar gezicht zeker niet gespeend was van een tere schoonheid, en klassiek geproportioneerd, toonde het een roerloosheid waaraan alle menselijke verlangens vreemd waren. Rhialto had zijn bijnaam verdiend met zijn deskundigheid op het gebied van de schoonheid der mensen en hij vond haar buitengewoon knap, doch streng, en waarschijnlijk niet te benaderen, vooral aangezien zij blijkbaar weigerde zich anders dan in weerspiegeling te laten zien... Misschien ook nog met andere redenen, bedacht Rhialto, die een kern van een idee had gekregen aangaande haar identiteit.
Hij sprak: 'Mevrouw, heeft u mij hierheen geroepen met uw muziek? Zo ja, leg mij dan uit hoe ik u mag helpen, alhoewel ik hiermede geen bepaalde belofte doe.'
De vrouw schonk hem een koel lachje dat Rhialto niet helemaal beviel. Hij boog stijf. 'Als u mij niets te zeggen hebt, zal ik niet langer inbreuk maken op uw privacy.' Terwijl hij nog een afgemeten buiginkje maakte, stiet iets hem naar voren zodat hij in de vijver viel.
Het water was extreem koud. Hij spartelde naar de oever en hees zichzelf op de wal. Wie of wat hem ook in het water geduwd had, liet zich niet zien.
Allengs werd de waterspiegel weer glad. De beeltenis van de vrouw was verdwenen.
Somber sjokte Rhialto terug naar Falu. Daar verwende hij zichzelf met een heet bad en thee van ijzerhard.
Een poos zat hij in zijn werkkamer en bestudeerde verscheidene boeken uit het Achttiende Aeoon. Het avontuur in het bos was hem niet goed bekomen. Hij had een koortsig gevoel in zijn lichaam en in zijn oren galmde het.
Eindelijk bereidde hij zich een profylactisch tonicum, maar dat bracht hem nog groter onbehagen. Hij trok zich terug in zijn sponde, slikte een tablet en sukkelde tenslotte in een beroerde slaap.
Zijn ongesteldheid hield drie dagen aan. Op de ochtend van de vierde dag stelde Rhialto zich in verbinding met de magiër Ildefonse, in diens huis Boumergarth naast de rivier de Scaum.
Ildefonse vatte dusdanige bezorgdheid op dat hij gezwind naar Falu vloog in zijn kleinste wentelweg.
Zeer gedetailleerd beschreef Rhialto voor hem de omstandigheden die uitgemond waren in de gebeurtenissen bij de stille vijver in het woud. 'Nu weet je alles. Ik ben heel benieuwd naar jouw mening.'
Ildefonse tuurde gefronst in de richting van het bos. Vandaag bediende hij zich van zijn gewone verschijning, die van een gezette heer van middelbare leeftijd. Zijn dunne baard was blond, zijn schedel kalende en hij gedroeg zich met een goedhartig soort onschuld. De twee magiërs zaten onder het lover van de purperen plumanthia in het prieel ter zijde van Falu. Op een tafeltje had Ladanque een collectie fantasievolle pasteitjes, drie soorten thee en een karaf fluwelen witte wijn klaargezet. 'Buitengewoon, dat is zeker,' zei Ildefonse, 'vooral wanneer men er een recente ervaring van mijzelf naast zet.'
Rhialto wierp hem een scherpe blik toe. 'Is met jou een dergelijke streek uitgehaald?'
Ildefonse antwoordde weloverwogen: '"Ja" zowel als "Neen" zijn hierop beide van toepassing.'
'Interessant,' vond Rhialto.
Ildefonse koos zijn woorden met zorg. 'Voor ik uitweid vraag ik je dit: heb jij deze, laat ons zeggen, "schaduwmuziek" ooit eerder gehoord?'
'Nimmer.'
'En de strekking ervan was - ?'
'Onbeschrijflijk. Niet tragisch en niet blijde; zoet, maar ook wrang en een vleugje bitter.'
'Bespeurde je een melodie, een thema misschien, zelfs een zich ontwikkelend patroon waaruit wij een aanwijzing zouden kunnen distilleren?'
'Een zweem slechts, niet meer. Als je mij een gekunsteld antwoord toestaat, de muziek vervulde mij met een smachtend verlangen naar dat wat verloren en onbereikbaar is.'
'Aha!' zei Ildefonse. 'En de vrouw? Aan iets moet zij toch te herkennen zijn geweest als de Murthe?'
Rhialto ging het na. 'Haar bleke teint en zilver haar zouden die van een woudwefkin geweest kunnen zijn, vermomd als een nymf uit de oudheid. Haar schoonheid was werkelijk, maar een aandrang om haar te omhelzen gevoelde ik niet. Ik durf wel stellen dat alles anders zou hebben kunnen uitpakken bij nadere kennismaking.'
'Hmmf. Ik denk dat jouw elegante maniertjes weinig gewicht in de schaal zouden leggen bij de Murthe... Wanneer viel je in wie zij was?'
'Ik raakte overtuigd toen ik huiswaarts slofte met mijn soppende schoenen. Mijn stemming was triest, misschien begon de skwalm toen al te werken. In ieder geval vielen de vrouw en de muziek in mijn gedachten samen en de naam kwam daaruit voort. Eenmaal thuis sloeg ik er ogenblikkelijk Calanctus op na en nam zijn raad ter harte. De skwalm was kennelijk geen verbeelding van mij. Vandaag pas was ik in staat mij met jou te verstaan.'
'Je had eerder aan de bel moeten trekken, hoewel ik soortgelijke problemen heb gehad... Wat is dat voor ergerlijk lawaai?'
Rhialto keek de weg langs. 'Er nadert iemand in een voertuig... Het schijnt Zanzel Melancthones te zijn.'
'En wat is dat voor bizar wezen dat achter hem aan huppelt ?'
Rhialto rekte zijn nek. 'Onduidelijk... Spoedig zullen wij het weten.'
Snel over de weg rollend op vier hoge wielen naderde daar een weelderige dubbele divan bestaand uit vijftien goudokeren kussens. Erachter holde een mensachtig wezen met een ketting om zijn nek in het stof van de wagen.
Ildefonse ging staan en stak zijn hand op. 'Hallo daar, Zanzel! Ik ben het, Ildefonse! Waarheen ga jij zo gehaast? En wat is dat merkwaardige creatuur dat jou zo ijlings vergezelt?'
Zanzel bracht zijn voertuig tot stilstand. 'Ildefonse, en de goede Rhialto: plezierig jullie beiden te ontmoeten! Ik was geheel vergeten dat deze oude weg langs Falu voert, hetgeen mij nu een prettige verrassing oplevert.'
'Het genoegen is geheel aan weerskanten!' verklaarde Ildefonse stellig. 'En je gevangene?'
Zanzel keek vluchtig over zijn schouder. 'Hier hebben wij een arglist; althans zo luidt mijn gefundeerde mening. Ik breng hem weg ten einde hem terecht te stellen op een plek waar zijn geest mij geen ongeluk zal brengen. Wat dunkt u van gindse weide? Die bevindt zich veilig ver van mijn erf.'
'En paalt direct aan het mijne,' merkte Rhialto nors op. 'Je dient een plek te vinden die ons beiden convenieert.'
'En ik dan?' riep de gevangene. 'Heb ik in dezen niets in te brengen?'
'Goed dan, een plek die ons alle drie schikt.'
'Een ogenblik nog voor je je plicht volvoert,' zei Ildefonse. 'Vertel ons iets meer over dit wezen.'
'Weinig valt er te vertellen. Ik ontdekte hem bij toeval toen hij een ei aan het verkeerde uiteinde openmaakte. Als je goed kijkt zie je dat hij zes tenen heeft, een kam op zijn schedel en bosjes veren aan zijn schouders, en dit alles te zaam voert zijn afkomst terug naar het Achttiende Aeoon of zelfs het late Zeventiende. Zijn naam, beweert hij, is Lehuster.'
'Boeiend!' zei Ildefonse. 'In zekere zin is hij een levend fossiel. Lehuster, bent u zich bewust van uw opmerkelijke status?'
Zanzel stond Lehuster geen antwoord toe. 'U beiden goedendag! Rhialto, je oogt wat pips. Je dient dit te bestrijden met een goede kan hete melk met wijn en veel rust. Althans zo luidt mijn recept.'
'Dank je,' zei Rhialto. 'Kom nog eens langs wanneer je bezigheden dat vergunnen en vergeet ondertussen niet dat mijn erf zich uitstrekt tot gindse rotskam. Je moet Lehuster een goed eindweegs voorbij dit punt terecht stellen.'
'Eén ogenblik!' kreet Lehuster. 'Bezit het Eenentwintigste Aeoon dan geen redelijke geesten? Boezemt het u geen belang in waarom ik vooruit gekomen ben naar deze mistroostige tijden? Hierbij bied ik mijn leven in ruil voor gewichtige informatie!'
'Waarlijk!' zei Ildefonse. 'Wat voor soort informatie?'
'Ik doe mijn onthullingen uitsluitend ten overstaan van een conclaaf van hoge magiërs, waar geloften een publieke zaak zijn en geëerbiedigd moeten worden.'
Zanzel, kort van geduld, draaide zich bruusk om op zijn zitplaats. 'Wat! Wou je soms ook nog mijn reputatie zwart maken?'
Ildefonse stak zijn hand op. 'Zanzel, ik smeek je geduld te betrachten! Wie weet wat deze zesvingerige schelm ons te vertellen heeft. Lehuster, wat is globaal de strekking van uw nieuws?'
'De Murthe is op vrije voeten onder u, met skwalms en be-skwalmingen. Meer zeg ik niet tot mijn veiligheid verzekerd is.'
'Gah!' zei Zanzel snuivend. 'Met zulke flauwekul bedonder je ons niet. Heren, ik wens u een goede dag, ik moet mij aan mijn zaken wijden.'
Ildefonse had bezwaar. 'Dit is een buitengemeen geval. Zanzel, je bedoelt het goed maar zekere feiten zijn jou onbekend. Als Preceptor moet ik je nu bevelen Lehuster levend en tierig te brengen naar een onverwijld bijeen te roepen conclaaf in Boumergarth, alwaar wij alle fasen van deze kwestie zullen onderzoeken. Rhialto, ik hoop dat jij voldoende hersteld bent om aanwezig te zijn?'
'Wis en beslist! Het onderwerp is van belang.'
'Uitstekend dan, allemaal op naar Boumergarth en met spoed!'
Lehuster waagde een tegenwerping te maken. 'Moet ik het hele eind hardlopen ? Als ik dan aankom ben ik te vermoeid om mijn verhaal te kunnen doen.'
'Ik zal Lehuster onder mijn hoede nemen,' zei Ildefonse. 'Zanzel, wees zo goed de ketting los te maken.'
'Dwaasheid en waanzin!' mopperde Zanzel. 'Deze schurk zou gedood moeten worden voor hij ons allemaal smoort in verwarring.'
Wat verbaasd door Zanzels heftigheid in deze zaak, sprak Rhialto beslist: 'Ildefonse heeft gelijk. Wij dienen zoveel te leren als wij kunnen.'
Het conclaaf in Boumergarth dat bijeen was om de openbaringen van Lehuster te vernemen, trok slechts vijftien leden van het verbond, dat er op dit moment een vijfentwintig telde. Aanwezig waren Ildefonse, Rhialto, Zanzel, de diabolist Shrue, Hurtiancz, Byzant de Necroop, Teutch die leiding gaf aan de complexiteiten van een privé-infiniteit, Mune de Magus, de koele en schrandere Perdustin, Tchamast die beweerde de bron van alle IOUN-stenen te kennen, Barbanikos, Waaz van het Whearywater, Ao van de Opalen, Panderleou, wiens verzameling ultrawereldse voorwerpen ieders afgunst opwekte, en Gilgad.
Zonder plichtplegingen riep Ildefonse het conclaaf tot de orde. 'Het stelt mij teleur dat niet ons voltallig genootschap verschenen is, want wij moeten een kwestie van buitengewoon belang bespreken.
Sta mij toe dat ik eerst een recente ervaring van onze confrater Rhialto beschrijf. Vluchtig geschetst komt het erop neer dat hij het Weerwoud binnen gelokt is middels de suggestie van een denkbeeldig lied. Na een poos te hebben rondgedwaald, ontmoette hij een vrouw die hem in een vijver met vreselijk koud water duwde... Heren, ik smeek u! Voor luchthartigheid is echt geen aanleiding. Dit is een zaak van het grootste gewicht, en men dient Rhialto's wanbof niet lichtvaardig op te vatten! Ja, verschillende overwegingen nopen ons de mogelijkheid onder ogen te zien dat wij hier te maken hebben met de Murthe.' Ildefonse keek van de een naar de ander. 'Zeker, u verstond mij goed.'
Toen het geroezemoes verstomd was, hervatte Ildefonse zijn betoog. 'In een schijnbaar hiermede niet verwante omstandigheid heeft Zanzel onlangs kennisgemaakt met een zekere Lehuster, een bewoner van het Achttiende Aeoon. Lehuster, die ginds staat, heeft te kennen gegeven dat hij ons belangrijk nieuws te melden heeft, en ook hij zinspeelt op de Murthe. Hij heeft er bereidwillig in toegestemd zijn kennis met ons te delen en nu verzoek ik Lehuster voorwaarts te komen en ons de feiten mede te delen waarvan hij kennis bezit. Lehuster, als u zo goed wilt zijn!'
Lehuster verroerde geen vin. 'Ik houd mijn getuigenis voor mij als mij mijn leven niet oprecht wordt gegarandeerd. Een overeenkomst die niemand schade berokkent, aangezien ik geen misdaad heb gepleegd.'
Zanzel riep boos uit: 'Je vergeet dan dat ik zelve jouw wangedrag heb aanschouwd!'
'Dat was niet meer dan een vergrijp tegen de heersende manieren. Ildefonse, belooft u dan mijn leven te garanderen?'
Zanzel sprong overeind. 'Dit is krankzinnig en bespottelijk! Moeten wij dan iedere schurk uit de tijd in ons midden welkom heten, waar hij zich kan verzadigen aan onze goede zaken, terwijl hij ondertussen onze gebruiken perverteert?'
De zwaargebouwde en opvliegende Hurtiancz nam het woord. 'Ik val de progessieve inzichten van Zanzel van ganser harte bij! Lehuster is misschien wel alleen de eerste van een horde afwijkelingen, moronen en incorrecte denkers die onze vreedzame regionen binnengesluisd gaan worden!'
Ildefonse sprak op sussende toon: 'Als Lehusters nieuws werkelijk waardevol is, zullen wij hem nolens volens dulden zoals hij is. Lehuster, spreek! Wij zullen jouw misdragingen door de vingers zien, en je aanstootgevende veren eveneens. Ik in ieder geval verbeid jouw berichten met ongeduld.'
Lehuster trad nu op het podium toe. 'Ik moet mijn verhaal in een historisch perspectief situeren. Mijn persoonlijke tijd is het late Eerste Tijdperk van het Achttiende Aeoon, een tijd weliswaar ver vóór die van Groot-Motholam vallend, doch ook toen wedijverden de Meester-Magiërs en de Grote Heksen met elkander in macht; een situatie die soortgelijk is aan die welke heerste in het Elfde Tijdperk van het Zeventiende Aeoon, toen ook de tovenaars en tovenaressen ernaar streefden elkaar te overtreffen, hetgeen uiteindelijk uitmondde in de Oorlog der Magiërs en Heksen.
De heksen wonnen deze slopende oorlog. Veel magiërs werden aartsvoult; vele anderen werden vernietigd en de heksen onder aanvoering van de Witte Heks Llorio waren de baas over al.
Een heel tijdperk lang leefden zij roemrijk. Llorio werd de Murthe en nam haar intrek in een tempel. Daar als levende afgod, eensdeels een organische vrouw, anderdeels abstracte vrouwelijke kracht, werd zij vol blijdschap aanbeden door alle vrouwen van het mensenras.
Drie magiërs overleefden de oorlog. Teüs Treviolus, Schli-man Shabat en Phunurus de Orfo. Zij sloten zich aaneen tot een cabaal en na daden van durf, vakmanschap en sluwheid die het geloof op proef stellen, grepen zij de Murthe, persten haar samen tot een poinctuur en verwijderden haar uit haar tempel. De vrouwen raakten verward, hun krachten namen af terwijl die van de magiërs herleefden. Tijdperken lang leefden zij onder een gespannen wapenstilstand; en dat waren avontuurlijke tijden!
Eindelijk wist de Murthe haar vrijheid te herwinnen en zij riep haar heksen weer tot zich en sprak ze nieuwe moed in. Maar Calanctus de Kalme, wie ik diende, greep de uitdaging met beide handen aan. Hij verpletterde de heksen en joeg ze noordwaarts naar de achterzijde van de Grote Erm, waar er tot op de dag van heden nog enkelen zich verstoppen in rotsspleten, sidderend bij ieder geluid, omdat het de tred van Calanctus zou kunnen zijn.
Wat de Murthe aangaat, Calanctus bejegende haar nobel. Hij vergunde haar ballingschap nabij een verre ster, en vervolgens ging hij in retraite, doch niet nadat hij mij opgedragen had de Murthe in het oog te houden.
Zijn bevelen bereikten mij al te laat. De Murthe arriveerde niet op Naos, noch op Sadal Suud. Nimmer gaf ik de speurtocht op, en onlangs ontdekte ik een spoor van tijdlicht (Tijdlicht: een onvertaalbaar, ja zelfs onbegrijpelijk denkbeeld. In deze context doelt de term op een spoor dwars door het chronisch continuüm, hetwelk waarneembaar is voor een daartoe toegerust zintuiglijk apparaat.) dat naar het Eenentwintigste Aeoon voerde; het eindpunt ervan bevindt zich zelfs nu.
Daarom ben ik ervan overtuigd dat de Murthe tegenwoordig op vrije voeten is, en dus gezien moet worden als een nijpend gevaar; sterker nog, zij heeft reeds beskwalmingen uitgevoerd onder deze groep magiërs.
Wat mijzelf aangaat, Lehuster de Benefer, ik ben hier met één enkel doel: de magiërs oproepen en samenbinden tot een getrouw cabaal opdat zij de wederom aanzwellende vrouwelijke macht vermogen te beheersen en al doende de rust en vrede bewaren. Deze taak is buitengewoon dringend!'
Lehuster trad ter zijde en vouwde de armen. In deze houding staken de rode veren die op zijn schouders groeiden naar buiten als epauletten.
Ildefonse schraapte zijn keel. 'Lehuster heeft ons een omstandig verslag gedaan. Zanzel, ben jij het ermee eens dat hij zijn leven en vrijheid eerlijk verdiend heeft, vooropgesteld dat hij zijn slechte manieren afleert?'
'Gah!' mopperde Zanzel. 'Al wat hij verteld heeft is gerucht en oude koeien. Zo makkelijk laat ik mij niet foppen.'
Ildefonse trok fronsend aan zijn gele baard. Hij keerde zich tot Lehuster. 'U hebt Zanzels opinie gehoord. Kunt u uw opmerkingen schragen?'
'Beskwalmingen zullen mijn gelijk bewijzen, maar dan is het natuurlijk te laat.'
Vermoulian de Droomloper verkoos zich tot de groep te richten. Overeind rijzend sprak hij met onmiskenbare oprechtheid. 'Terwijl ik mijn taak verricht, wandel ik door dromen van talrijke aard. Onlangs - pas twee nachten geleden, zelfs- stootte ik op een droom van het type dat wij "intractief" of "inoptatief" noemen, een droom waarin de loper weinig invloed kan uitoefenen, en zelfs gevaar kan lopen. Merkwaardig genoeg was de Murthe een deelnemer aan deze droom en dit zou wel van belang kunnen zijn voor de huidige discussie.'
Hurtiancz sprong overeind met een gebaar van ergernis. 'Wij zijn hier gekomen terwijl ons dat helemaal niet schikte, en alleen om deze aartsvoult Lehuster te oordelen en vonnissen; wij voelen er niets voor van hot naar her te dwalen door een van die eindeloze dromen van jou!'
'Hurtiancz hou je stil!' beet Vermoulian kribbig en met vuur. 'Ik heb nu het woord, en ik zal iedereen vergasten op mijn verhaal, en daaraan zoveel details toevoegen als ik nodig acht.'
'Ik doe een beroep op de Preceptor dat hij een beslissing neemt!' riep Hurtiancz.
Ildefonse zei: 'Vermoulian, als jouw droom werkelijk nauw verband houdt met de te bespreken onderwerpen, ga dan verder, maar hou het alsjeblieft bondig.'
'Dat hoeft geen betoog!' verklaarde Vermoulian waardig. 'Ter wille van een snelle gang van zaken zal ik slechts zeggen dat ik, pogend de droom te lopen die vastgelegd is als AXR-11 GG7, Boek Zeven van de Index, een tot dusverre niet beschreven droom van de inoptatieve reeks betrad. Ik bevond mij in een bijzonder bekoorlijk landschap, waar ik een groep mannen tegenkwam die allen even beschaafd, kunstzinnig en hoogst verfijnd van gedrag waren. Sommige hadden een zijden baard met een kastanjekleur, terwijl andere het haar in smakelijke krullen droegen, en allemaal waren ze zeer hartelijk.
Ik zal slechts gewag maken van het treffendste dat zij mij zeiden. Alle bezittingen zijn gemeenschappelijk, en hebzucht is onbekend. Ten einde voldoende tijd te hebben om de persoonlijkheid te verrijken, wordt er slechts minimaal gearbeid en die arbeid wordt door allen gedeeld. "Vrede" is het sleutelwoord; nimmer worden er slagen uitgewisseld, noch verheft men schelle stemmen in woede, en evenmin uit men gispende kritiek. Wapens? Het denkbeeld is reden voor schrik en rillingen.
Een van de mannen werd mijn bijzondere vriend en hij vertelde mij veel. "Wij doen ons maal met voedzame noten en zaden en sappig rijp fruit; wij drinken alleen het zuiverste en natuurlijkste water uit de bronnen, 's Nachts zitten wij rond het kampvuur en zingen vrolijke korte balladen. Bij speciale gelegenheden bereiden wij een vruchtenwijn die wij opo noemen, uit het beste fruit, natuurzuivere honing, en zoet sesamzaad en iedereen mag een ferme slok nemen.
Desniettemin kennen wij ook momenten van melancholie. Kijk! Ginds zit de nobele jonge Pulmer, die springt en danst met wonderschone gratie. Gister wilde hij over de beek springen, maar belandde in het water: allemaal spoedden wij ons naar hem toe om hem te troosten, en al gauw was hij wederom gelukkig."
Ik vroeg: "En de vrouwen; waar verstoppen die zich?"
"Ah ja, de vrouwen, die wij aanbidden om hun goedertierenheid, hun kracht, hun wijsheid en geduld, zowel om de fijne balans van hun oordeel! Soms voegen zij zich zelfs bij ons aan het kampvuur en dan doen wij wat leuke spelletjes en worstelpartijtjes. De vrouwen vergewissen zich er altijd van dat niemand al te bespottelijk dwaas doet, en het fatsoen wordt nimmer geschonden."
"Een sierlijk leven! En hoe plant u zich voort?"
"Oh ho ho! Wij hebben ontdekt dat als wij ons best doen zeer goed bij hen in de smaak te vallen, dan staan de vrouwen ons soms wel eens enige kleine gunsten toe... Aha! Kijk nu! Gedraag je op je best! Hier komt de Heerlijke Vrouwe zelf!"
Over het gras kwam Llorio de Murthe aanzetten, een zuivere en sterke vrouw, en alle mannen sprongen overeind en zwaaiden en lachten blij ten groet. Zij sprak tegen mij: "Vermoulian, ben jij gekomen om ons te helpen? Schitterend! Talenten als die van jou zullen wij nodig hebben bij onze grootse inspanning! Ik heet je welkom in onze groep."
Betoverd door haar statige gratie ging ik voorwaarts om haar te omhelzen, van vriendschap en vreugde, maar toen ik mijn armen naar haar uitstrekte, blies zij een luchtbel in mijn gezicht. Voordat ik haar dienaangaande een vraag kon stellen, werd ik wakker, en ik was verward en bedroefd.'
Lehuster zei: 'Ik kan uw verwarring verklaren. Ge werd beskwalmd.'
'In een droom?' zei Vermoulian vol ongeloof. 'Dergelijke onzin kan ik niet ernstig nemen.'
Ildefonse sprak op bezorgde toon: 'Lehuster, wilt u zo goed zijn ons te onderrichten in de tekenen waaraan men beskwalming vermag te herkennen?'
'Met genoegen. In de laatste stadia is het bewijs maar al te klaar: het slachtoffer wordt een vrouw. Een opvallend maniertje in een vroeg stadium is de gewoonte om de tong rap in en uit de mond te laten schieten. Heeft u dit signaal nog niet opgemerkt onder uw genoten?'
'Alleen bij Zanzel, maar hij is een van onze best bekend staande leden. Het denkbeeld is ondenkbaar.'
'Als men met de Murthe van doen heeft, verandert het ondenkbare in het alledaagse, en Zanzels reputatie heeft dan niet meer gewicht dan de muizenkeutels van vorig seizoen - of minder.'
Zanzel bonkte op de tafel. 'Deze aantijging maakt mij razend ! Mag ik dan zelfs mijn lippen niet bevochtigen zonder een storm van beschuldigingen over mij af te roepen?'
Opnieuw sprak ildefonse gestreng tegen Lehuster. 'Het moet gezegd dat Zanzels klachten hout snijden. Je moet óf een eenduidige beschuldiging uitspreken, onder overlegging van documenten en bewijzen, of anders je mond houden.'
Lehuster maakte een beleefde buiging. 'Ik zal een bondige uiteenzetting doen. De Murthe dient gedwarsboomd te worden als wij niet de uiteindelijke overwinning van het vrouwelijk ras wensen mee te maken. Wij moeten een sterk en uitdagend cabaal vormen! De Murthe is niet onoverwinlijk; reeds drie aeonen geleden is het dat zij verslagen werd door Calanctus, en het verleden is voor haar gebarricadeerd.'
Ildefonse zei zwaarwichtig: 'Als uw analyse correct is, dienen wij te zorgen dat we de toekomst beveiligen tegen deze nachtmerrie.'
'Veel urgenter is het heden! Nu al heeft de Murthe zich laten gelden.'
'Apekool, wild en hersenloos!' kreet Zanzel. 'Heeft Lehuster dan helemaal geen geweten?'
'Ik moet mijn verbazing bekennen,' zei Ildefonse. 'Waarom zou de Murthe deze tijd en plaats uitkiezen voor haar snode plannen?'
Lehuster antwoordde: 'Hier en nu kan zij op verwaarloosbare tegenstand rekenen. Ik kijk deze kamer rond; ik zie vijftien zeehonden die liggen te soezen op een rots. Betweters als Tchamast; mystici als Ao; clowns als Hurtiancz en Zanzel. Vermoulian verkent ongeregistreerde dromen met notitieblok, krompasser en monsterflesjes. Teutch schuift met de details van zijn privé-infiniteit. Rhialto wendt zijn wonderlijke invloeden uitsluitend aan voor de jacht op amper ontluikende maagden. Toch, door deze groep te beskwalmen schept de Murthe een bruikbaar gezelschap van heksen en dus moet zij gedwarsboomd.'
Ildefonse vroeg: 'Lehuster, is dit jouw opvatting van een "bondige uiteenzetting"? Eerst geruchten, dan fantasievolle wanen, vervolgens laster en vooroordeel?'
'Om wille van de duidelijkheid overdreef ik wellicht,' gaf Lehuster ten antwoord. 'En in alle eerlijkheid moet ik erbij zeggen dat ik uw vraag vergeten ben.'
'U werd verzocht het bewijs te leveren terzake van een bepaalde beskwalming.'
Lehuster zag van het ene gezicht in het andere. Overal flitsten de tongen in en uit de monden. 'Helaas,' zei Lehuster. 'Ik vrees dat ik op een andere gelegenheid zal moeten wachten om mijn uiteenzetting af te ronden.'
Het vertrek ontplofte in een verwarring van knallende lichtflitsen en jankende geluiden. Toen de stilte weerkeerde, was Lehuster verdwenen.
De zwarte nacht was gekomen over Hoge en Lage Weide gelijk. In de werkkamer in Falu aanvaardde Ildefonse een halve kwartpint aquavit van Rhialto en liet zich neder in een stoel van opgespannen lederen banden.
Een poos inspecteerden de twee magiërs elkander behoedzaam, en toen slaakte Ildefonse een diepe zucht. 'Een treurige zaak is 't, wanneer oude kameraden zich eerst tegenover elkander moeten bewijzen voor zij op hun gemak te zaam neer kunnen zitten!'
'Noodzakelijke dingen moeten gebeuren,' vond Rhialto. 'Ik zal een hul rond de kamer werpen, opdat geen van onze bezigheden weet... Gebeurd. Nu dan! Ik heb de skwalm ontweken; we hoeven nu alleen nog te bewijzen dat ook jij een volle man bent.'
'Niet zo snel van stapel!' riep Ildefonse uit. 'Beiden dienen de proef te ondergaan, anders hinkt de geloofwaardigheid op één been.'
Rhialto haalde zuur de schouders op. 'Zo je wenst, al is het bepaald geen waardige proef.'
'Dat is onbelangrijk; het moet.'
De proeven werden ondernomen en tot beider geruststelling voltooid. Ildefonse zei: 'Eerlijk gezegd voelde ik niet echt bezorgdheid toen ik Calanctus: Zijn Dogma en Dicta op de tafel zag liggen.'
Rhialto sprak op vertrouwelijke manier: 'Toen ik Llorio in het bos ontmoette, poogde zij heftig mij te verlokken met haar schoonheid. De wellevendheid verbiedt mij de bijzonderheden op te sommen. Maar ik herkende haar terstond en zelfs de ijdelheid van een Rhialto kon geen geloof opbrengen voor haar rol van hartzieke amourette, en alleen door mij in de vijver te stoten en zo mijn aandacht af te leiden, slaagde zij erin haar skwalm te doen hechten. Ik ging terug naar Falu en onderwierp mij aan de complete therapie die Calanctus voorschrijft. Zo werd de skwalm gebroken.'
Zijn beker naar de lippen heffend, slokte Ildefonse de inhoud in een teug weg. 'Zij is ook voor mij verschenen, zij het op een verhevener plan. Ik ontmoette haar in een wakende droom op een weidse vlakte, die getekend was met een rasterwerk van verwrongen en abstracte perspectieven. Zij stond op een schijnbare afstand van tachtig el, en was waarlijk stralend in haar bleekzilveren schoonheid. Een en ander was duidelijk te mijnen behoeve zo geregeld. Zij leek lang van lichaam, en torende boven mij als was ik een kind. Uiteraard een psychologische list, waar ik alleen om kon lachen.
Met klare stem riep ik: "Llorio de Murthe, ik zie je goed; zo hoog hoef je niet op te rijzen."
Zij antwoordde vriendelijk: "Ildefonse, mijn lengte hoeft jou geen belang in te boezemen. Mijn woorden hebben hetzelfde gewicht of ze hoog of laag worden gesproken."
"Alles goed en wel, maar waarom het risico van een duizeling gelopen? Je natuurlijke proporties zijn ongetwijfeld aangenamer voor het oog. Ik zie nu iedere porie in je huid. Maar goed, wat geeft 't? Mij is het allemaal gelijk. Waarom maak jij inbreuk op mijn peinzingen?"
"Ildefonse, van alle levende mannen ben jij de wijste. Laat is het reeds, maar nog niet te laat! Het vrouwelijk ras vermag nog immer het universum te herscheppen! Eerstens zal ik een uitval naar Sadal Suud leiden; tussen de Zeventien Manen zullen wij de menselijke lotsbestemming vernieuwen. Jouw goedhartige kracht, je deugdzaamheid en grandeur zijn rijke begaafdheden die je goed van pas zullen komen bij de rol die je nu moet gaan vervullen."
De smaak van deze woorden beviel mij niet. Ik zei: " Llorio, je bent een vrouw van onovertrefbare schoonheid, al schijn je die uitdagende warmte te ontberen die de man tot de vrouw aantrekt, en dimensie aan het karakter verleent."
De Murthe antwoordde kortaf: "Die hoedanigheid die jij beschrijft is een vorm van geile slaafsheid die tegenwoordig - gelukkig maar! - uit de tijd is. Wat die 'onovertrefbare schoonheid' aangaat, dat is een goddelijke kwaliteit die opgewekt wordt door de stuwende muziek van de vrouwelijke ziel, en die jij, in je lompheid, alleen maar kunt zien als een combinatie van oogstrelende welvingen."
Ik reageerde met mijn gebruikelijke vuur: " Lomp of niet, ik ben tevreden met wat ik zie, en wat uitvallen naar verre oorden aangaat, laat ons toch allereerst zegepralend opmarcheren naar de slaapkamer te Boumergarth, die dichtbij is, en aldaar elkanders temperament beproeven. Komaan, verklein je omvang opdat ik je bij de hand kan nemen. Je bevindt je op onhandige hoogte en het bed zou instorten onder jouw gewicht - trouwens, in de huidige omstandigheden zou onze paring door beiden amper bemerkt worden."
Llorio zei honend: "Ildefonse, je bent een weerzinwekkende oude sater en ik zie nu dat ik jouw waarde verkeerd ingeschat heb. Toch moet jij onze zaak met al je macht dienen."
Statig schreed zij weg, de excentrieke hoeken van het perspectief in, en met iedere stap leek zij te slinken, hetzij in de verte hetzij in formaat. Ze liep peinzend, op een wijze die bijna als een uitnodiging opgevat zou kunnen worden. Ik bezweek onder mijn aandrang en ging haar achterna - eerst nog met een waardige slenterpas, toen sneller en nog sneller tot ik voort galoppeerde op benen als razende zuigers en eindelijk uitgeput op de grond zeeg. Llorio keerde zich om en zei: "Zie je nu hoe de lompe aard van jouw karakter jou een bespottelijke vernedering heeft berokkend?"
Met een snelle handbeweging wierp zij een skwalm die me op het voorhoofd trof. "Nu geef ik je toestemming om terug te keren naar je huis." En daarmee was zij verdwenen.
Ik werd wakker op de divan in mijn woonkamer. Ogenblikkelijk haalde ik mijn Calanctus te voorschijn en paste de profylactische methoden die hij aanraadt in volle hevigheid toe.'
'Zeer bizar!' zei Rhialto. 'Hoe zou Calanctus met haar afgerekend hebben, zo vraag ik mij af?'
'Precies zoals wij moeten doen, door een sterk en meedogenloos cabaal te vormen!'
'Ja stellig, maar waar en hoe ? Zanzel is al beskwalmd, en hij is zeker niet de enige.'
'Pak je vérblikker, laten wij uitzoeken hoe erg we eraan toe zijn. Misschien zijn sommigen nog te redden.'
Rhialto rolde een sierlijk oud taboeret binnen bereik, een meubelstuk dat zoveel malen in de was gezet en gepoetst was dat het bijna zwart leek. 'Wie wil je het eerst zien?'
'Probeer eerst de ferme zij het raadselachtige Gilgad. Hij is een man met onderscheid en laat zich niet licht foppen.'
'Dit wordt wellicht toch een teleurstelling,' waarschuwde Rhialto. 'De laatste keer dat ik hem zag, had een nerveuze slang wel jaloers kunnen worden op de flitsende spartelinkjes van zijn tong.' Hij raakte een van de schulpen aan in de sierrand van het taboeret en sprak een cantraap ten einde een miniatuur van Gilgad in een nabootsing van diens naaste omgeving op te roepen.
Gilgad stond in de keuken van zijn huis Thrume en kafferde de kok uit. In plaats van zijn normale pruimrode pak had de nieuwe Gilgad een zeer ruime roosrode broek aan die rond middel en enkels dichtgebonden was met kekke zwarte linten. Gilgads zwarte bloes toonde een tiental smakelijk geborduurde rode en groene vogels. Zijn haardracht was ook nieuw, en koket; met weelderige haarrollen boven elk oor en twee robijnen pennen om een en ander op zijn plaats te houden. Dit al werd gekroond door een rijke witte pluim die hoog in de lucht stak.
Rhialto zei tot Ildefonse: 'Gilgad heeft zich wel vlot onderworpen aan de bevelen van de nieuwe mode.'
Ildefonse hief zijn hand op. 'Luister!'
Uit de vertoning klonk Gilgads woedende stem: '- stof en vet in overvloed! Tijdens mijn voormalige halfmenselijke toestand was dat misschien niet zo belangrijk, maar nu zijn er veel dingen veranderd en ik zie de wereld, daaronder begrepen deze gore keuken, in een geheel nieuw licht. Van nu af aan eis ik volmaakte nauwgezetheid! Alle muren en vlakken moeten geschuurd worden; buitensporige netheid zal voortaan regel zijn! Voorts! Mijn metamorfose zal bepaalden onder jullie wel eigenaardig voorkomen, en ik neem aan dat zij wel grapjes willen maken. Maar let op! Ik heb scherpe oren en kan óók grapjes maken. Moet ik nog verwijzen naar Kuniy, die nu terwijl hij zijn taken verricht rondhuppelt op zachte voetjes terwij1 er een muizenstaart achter hem aan sliert, en die piept bij het zien van een kat?'
Rhialto raakte een schulp aan om de beeltenis van Gilgad te wissen. 'Droevig. Gilgad heeft altijd al iets van een dandy gehad en je herinnert je dat zijn stemming vaak nogal wisselde, en zelfs bijtend was. Beskwalming slaagt er kennelijk niet in de slachtoffers te veredelen. Ach ja, zo gaat het nu eenmaal. Wie volgt?'
'Laat ons Eshmiel natrekken, wiens loyaliteit stellig toch onwankelbaar zal zijn gebleven.'
Op het taboeret verscheen Eshmiel in de kleedkamer van zijn huis Sil Soum. Zijn vroegere mom viel op door zijn absolute chiaroscuro; zijn rechterzijde was wit en de linker zwart. In zijn kledij volgde hij een soortgelijk contrast, al was de snit ervan dikwijls bizar of zelfs wulps. (Eshmiels bedachtzamer genoten speculeerden wel dat Eshmiel al doende de Grootse Polariteiten die het universum doordringen wenste te symboliseren, terwijl hij tegelijk demonstreerde welke oneindige variatie te ontlenen viel aan de schijnbare eenvoud. Deze lieden vonden Eshmiels boodschap diepzinnig maar optimistisch, hoewel Eshmiel zelf weigerde een analyse te geven.)
Geskwalmeerd had Eshmiel zijn smaak voorfrappante contrasten niet laten varen, maar nu leek hij te weifelen tussen thema's als blauw en purper, geel en oranje, roze en omber: deze kleuren sierden de paspoppen die de kamer rond stonden geposeerd. Onder het oog van Rhialto en Ildefonse liep Eshmiel heen en weer, inspecteerde eerst de ene pop, dan de andere, en weer een volgende, maar hij vond niets dat zijn verlangens lenigde, hetgeen hem kennelijk zeer hoog zat.
Ildefonse zuchtte zwaar. 'Eshmiel is zichtbaar reddeloos. Laten wij de kaken op elkaar klemmen en eerst het geval-Hurtiancz onderzoeken, daarna Dulce-Lolo.'
De ene magiër na de andere maakte zijn opwachting op het taboeret en toen was er geen twijfel meer: skwalmen hadden allen aangestoken.
Somber zei Rhialto: 'Niet één van de groep toonde ook maar een zweempje smart. Allen zwelgen in de skwalm alsof het een zegen was! Zouden jij en ik gelijkaardig reageren?'
Ildefonse huiverde en trok aan zijn blonde baard. 'Je bloed wordt er kil van.'
'Dus nu zijn wij alleen,' zei Rhialto. 'Het is aan ons beslissingen te nemen.'
'Eenvoudig zijn die beslissingen niet,' merkte Ildefonse na een bedachtzame stilte op. 'Wij zijn aangevallen; slaan wij nu terug met wraak? En zo ja: hoe? Of zelfs: waarom? De wereld gaat toch dood.'
'Maar ik nog niet! Ik ben Rhialto, en zo'n behandeling beledigt mij!'
Ildefonse knikte peinzend. 'Dat is een gewichtig punt. En, even stellig, ik ben Ildefonse.'
'Sterker nog, jij bent Ildefonse de Preceptor! En nu moet je je wettige macht gebruiken.'
Ildefonse bestudeerde hem met half geloken blauwe ogen. 'Inderdaad. En ik machtig jou om mijn edicten ten uitvoer te leggen.'
Rhialto schonk geen aandacht aan het grapje. 'Ik denk aan IOUN-stenen.'
Ildefonse ging rechtop zitten. 'Wat bedoel je precies?'
'Jij dient een besluit uit te vaardigen ter confisquering van alle IOUN-stenen in het bezit van de beskwalmde heksen, dit op grond van het beleid. Vervolgens maken wij een tijdstasis en zenden sandestins uit om de stenen te vergaren.'
'Goed, uitstekend, maar onze kameraden verstoppen hun schatten dikwijls heel vindingrijk.'
'Nu moet ik opbiechten dat ik mij schuldig heb gemaakt aan een grappig tijdverdrijf, een soort gedachtenspelletje als het ware. In de loop der jaren heb ik de bergplaats vastgesteld van iedere IOUN-steen die eigendom is van een lid van het verbond. Jij bewaart de jouwe bijvoorbeeld in het waterreservoir van het gemak achterin je werkvertrek.'
'Rhialto, dat is een laag soort bezigheid. Maar goed, op dit punt moeten wij ons niet verslikken in nietigheden. Hierbij confisqueer ik alle IOUN-stenen in het bezit van onze behekste voormalige genoten. Als jij nu het continuüm even wilt impacteren met een spreuk, dan roep ik mijn sandestins Osherl, Ssisk en Walfing.'
'Mijn schepsels Topo en Bellume kunnen ook dienst doen.'
De inbeslagname verliep met bijna overdreven gemak. Ildefonse verklaarde: 'Wij hebben de vijand een gevoelige slag toegebracht! Ons standpunt is nu onomstotelijk, onze uitdaging is vermetel en recht door zee!'
Rhialto staarde fronsend naar de stenen. 'Wij hebben een slag toegebracht, wij hebben een uitdaging verzonden; wat nu?'
Ildefonse blies zijn wangen bol. 'Het zou het voorzichtigst zijn als wij ons verstopten tot de Murthe weggaat.'
Rhialto maakte een zuur geluid. 'Mocht zij ons vinden en ons piepend uit ons holletje trekken, dan hebben wij geen waardigheid meer over. Zo heeft Calanctus het vast niet gedaan.'
'Laten wij dan Calanctus' methode vorsen,' stelde Ildefonse voor. 'Haal Poggiores Absoluten te voorschijn. Hij wijdt een compleet hoofdstuk aan de Murthe. Haal ook De Decretalen van Calanctus hier, en als je dat hebt, ook Calanctus: Zijn Middelen en Methoden.'
De dageraad moest zich nog melden. De hemel boven het Wildawater toonde een blosje van paarse, aquamarijnen en donkerroze tinten. Rhialto mepte de ijzeren band van de Decretalen dicht. 'Ik vind hierin niets dat helpt. Calanctus beschrijft het onbedwingbare vrouwelijke genie, maar over zijn remedieën laat hij niets los waar je houvast aan hebt.'
De Doctrines van Calanctus doorbladerend zei Ildefonse: 'Ik heb hier een interessante passage gevonden. Calanctus vergelijkt de vrouw met de Ciaëische Oceaan die de lange, glijdende drang van de Antipodale Golfstroom absorbeert waar deze rond Kaap Spang suist, maar alleen wanneer het mooi weer is. Zodra de wind maar iets verloopt, smijt deze schijnbaar zo vreedzame oceaan plotseling een vloedgolf van tien of twintig voet hoog terug rond de kaap en die verzwelgt alles op haar pad. Als het evenwicht wederom bereikt is en de druk afgevloeid, dan is de oceaan weer als eerst, en aanvaardt rustig de stroom. Stem jij in met deze duiding van de vrouwelijke geest?'
'Niet in alle opzichten,' antwoordde Rhialto. 'Bij tijden zweemt Calanctus naar de hyperbool. En dit is daarvan wel een typerend voorbeeld, te meer daar hij geen programma schetst voor het tegenhouden of zelfs omleiden van de oceaangolf.'
'Hij lijkt te suggereren dat men er normalerwijs niet naar moet streven de vloedgolf te beheersen, doch er eer overheen varen in een stoer schip met hoge boorden.'
Rhialto haalde zijn schouders op. 'Wie weet. Als immer heb ik geen geduld met obscure symboliek. Met deze analogie schieten we niets op.'
Ildefonse piekerde door. 'De analogie suggereert dat wij de macht van de Murthe niet moeten bestrijden met macht, doch eerder over de stuwing van haar opgepotte energie heen moeten glijden, totdat zij zichzelf uiteindelijk uitgeput heeft en wij als stevige schepen droog en veilig ronddrijven.'
'Opnieuw een mooi beeld, maar beperkt. De Murthe bezit een onvoorspelbare macht.'
Zijn baard strelend staarde Ildefonse nadenkend in de ruimte. 'Tja... je begint je onvermijdelijk af te vragen of deze vurige koorts, deze schranderheid en dit uithoudingsvermogen haar ook regeren op het vlak van - of, als het ware, de neiging zouden kunnen hebben haar gedrag te beïnvloeden op het gebied van, laten we zeggen -'
'Ik begrijp waar je heen wilt,' onderbrak Rhialto hem. 'Hoogst waarschijnlijk is dat een onvruchtbare richting.'
Ildefonse schudde weemoedig het hoofd. 'Soms ontsnappen je gedachten aan de teugel.'
Een gouden insect schoot de schaduwen uit, cirkelde rond de lamp en verdween weer in het duister. Rhialto was ogenblikkelijk waakzaam. 'Iemand is Falu binnengetreden en wacht nu in de salon.' Hij ging naar de deur en riep op scherpe toon: 'Wie is daar? Spreek, of dans de tarantella op voeten van vuur.'
'Houd uw betovering in bedwang!' sprak een stem. 'Ik ben het, Lehuster.'
'Kom in dat geval voorwaarts!'
Bevuild en hinkend trad Lehuster de werkkamer binnen. Zijn schouderveren waren verfomfaaid en hij was zichtbaar doodmoe. De zak die hij over zijn schouder droeg liet hij dankbaar op de leren bank onder het raam vallen.
Ildefonse nam hem fronsend en afkeurend op. 'Zo dan, Lehuster, eindelijk ben je daar! Tienmaal deze nacht hadden wij jouw raad kunnen gebruiken, maar jij was nergens te vinden. Wat heb je te melden?'
Rhialto reikte Lehuster een beker aquavit aan. 'Dit zal je vermoeidheid doen wegsmelten. Drink uit en spreek dan vrij.'
Lehuster verzwolg de drank met één slok. 'Ha! Een borrel van zeldzame kwaliteit!... Welaan dan, ik heb u maar weinig te vertellen, al heb ik er een bijzonder arbeidzame nacht opzitten waartijdens ik noodzakelijke taken verrichtte. Allen zijn beskwalmd, slechts met uitzondering van uzelven. De Murthe evenwel gelooft dat zij het gehele verbond in haar zak heeft.'
'Wat?' kreet Rhialto. 'Bevindt zij ons zo licht?'
'Het is van weinig belang.' Lehuster stak zijn lege beker uit. 'Als u zo goed wilt zijn... Op één vleugel vliegt de vogel maar haperend. Bovendien heeft de Murthe zich alle IOUN-stenen voor eigen gebruik toegeëigend -'
'Niet waar!' zei Ildefonse grinnikend. 'Listig grepen wij ze eerst.'
'Ge hebt een lading glazen balletjes gegrepen. De Murthe nam de ware stenen, waaronder die van uzelf en Rhialto, en legde er glazen rommel voor in de plaats.'
Rhialto holde naar de mand waarin de veronderstelde IOUN-stenen lagen. Kreunend bracht hij uit: 'Die boosaardige helleveeg heeft ons in koelen bloede bestolen!'
Lehuster gebaarde naar de zak die hij op de bank had gegooid. 'Ditmaal hebben wij haar beetgenomen, want daarin vindt u de stenen. Ik stal ze terwijl zij baadde. Ik stel voor dat u een sandestin uitstuurt om de valse stenen ervoor in de plaats te leggen. Als u zich rept, kan het nog; de Murthe heeft veel tijd nodig voor haar toilet. Verberg intussen de echte stenen in een extra-dimensionaal schuilhol zodat zij u niet opnieuw worden afgenomen.'
Rhialto ontbood zijn sandestin Bellume en gaf hem gepaste bevelen.
Ildefonse wendde zich tot Lehuster: 'Op welke wijze slaagde Calanctus erin dit akelige en angstaanjagende vrouwspersoon te overwinnen?'
'Die gebeurtenis gaat nog immer gesluierd in mysterie,' antwoordde Lehuster. 'Calanctus paste kennelijk een intense persoonlijke kracht toe om Llorio in toom te houden.'
'Hmmf. Wij moeten meer te weten komen over Calanctus. De kronieken maken geen gewag van zijn sterven; misschien is hij nog bestaand, in het Land Cutz bijvoorbeeld.'
'Zulke vragen zitten ook de Murthe dwars,' zei Lehuster. 'Heel goed mogelijk dat wij in staat zullen zijn haar in verwarring te brengen en alzo haar aftocht af te dwingen.'
'Hoe dan?'
'Wij hebben geen tijd te verliezen. U en Rhialto moeten een ideaal afgietsel met de gedaante van Calanctus scheppen, en in dit opzicht tenminste kan ik dienstbaar zijn. De schepping hoeft niet te beklijven, als zij maar dusdanig vitaal is dat Llorio overtuigd raakt dat zij zich eens te meer moet meten met Calanctus.'
Ildefonse plukte weifelend aan zijn baard. 'Dat is een onderneming van geen gering gewicht.'
'En met maar weinig tijd om haar te voltooien! Denk eraan, door de IOUN-stenen te verwerven hebt u de Murthe een uitdaging toegeworpen die zij niet over haar kant kan laten gaan!'
Rhialto sprong overeind. 'Snel dan! Laat ons doen zoals Lehuster voorslaat. De tijd dringt.'
'Hmmf,' bromde Ildefonse. 'Ik ben niet bevreesd voor deze misleide feeks. Bestaat er geen makkelijker manier?'
'Ja! Vlucht naar een verre dimensie.'
'U kent mij beter!' zei Ildefonse vastberaden. 'Aan de slag! Wij zullen deze heks gillend op de vlucht jagen zodat zij met haar rokken hoog over de braamstruiken springt!'
'Laat dat onze leus zijn,' zei Lehuster plechtig. 'Aan de slag dan.'
Het afgietsel van Calanctus kreeg vorm op de werktafel. Het begon met een armatuur van zilver- en tantalumdraden gehecht aan een ruggengraatspant, vervolgens een schimmige hul van voorlopige concepten, daarna de schedel en het sensorium, waarin alle werken van Calanctus werden gegoten, en nog honderd andere traktaten waaronder catalogen, compendiae, panthologieën en universele synthesen, totdat Lehuster een halt aanried. 'Nu al weet hij twintig maal zoveel als de eerste Calanctus. Zou hij zo'n kennismassa wel kunnen organiseren, vraag ik mij af?'
De spieren werden gestrekt en strak gespannen, de huid werd aangebracht, samen met een dikke vacht van kort donker haar over de schedel en het voorhoofd. Lehuster arbeidde lang en intensief aan de gelaatstrekken, stelde de hoek van de kaaklijn bij, de richting van de kleine rechte neus, de breedte van het voorhoofd, de precieze vorm en welving van wenkbrauwen en haarlijn.
De oren werden gehecht en de gehoorkanalen afgesteld. Lehuster sprak met effen stem: 'Jij bent Calanctus, eerste held van het Achttiende Aeoon.'
De ogen openden zich en tuurden nadenkend Lehuster aan.
'Ik ben je vriend,' zei Lehuster. 'Calanctus, sta op! Ga in die stoel daar zitten.'
De Calanctus-gedaante rees bijna zonder inspanning van de tafel, zwaaide zijn sterke benen naar de vloer en begaf zich naar de stoel, waarin hij ging zitten.
Lehuster keerde zich naar Rhialto en Ildefonse. 'Het zou nu beter zijn als u zich enkele minuten in de salon wilde terugtrekken. Ik moet herinneringen en associaties in zijn geest prenten, want hij moet gonzen van leven.'
'Een heel leven van herinneringen in zo'n korte spanne?' vroeg Ildefonse ongelovig. 'Ondoenlijk!'
'Zeker niet, in een tijdcompressie! Ik zal hem tevens muziek en dichten leren, want hij moet ook hartstochtelijk zijn. Mijn instrument in dit verband is dit gedroogde kelkblaadje, waarvan de geur magie bedrijft.'
Niet geheel gewillig verdwenen de twee magiërs naar de salon, waar ze de morgen zagen wassen over de Lage Weide.
Lehuster riep hen het werkvertrek in. 'Daar zit Calanctus. Zijn geest is rijk van kennis. Misschien is hij wel ruimer voorzien van denkbeelden dan zijn naamgenoot. Calanctus, hier zie je Rhialto en dit is Ildefonse; ook zij zijn je vrienden.'
Calanctus keek met milde blauwe ogen van de een naar de ander. 'Blij ben ik dat te horen! Van wat ik nu vernomen heb, heeft deze wereld grote behoefte aan vriendschap.'
Lehuster zei terzijde: 'Hij is Calanctus, maar met een verschil, of zelfs een zeker gemis. Ik heb hem twee pinten van mijn bloed gegeven, maar misschien is dat niet voldoende... Hoewel, we zullen zien.'
Ildefonse vroeg: 'Hoe staat het met zijn macht? Kan hij zijn bevelen ten uitvoer leggen?'
Lehuster keek de neo-Calanctus aan. 'Ik heb zijn sensorium geladen met IOUN-stenen. Daar hij nimmer slechtigheid heeft meegemaakt, is hij zachtmoedig en vriendelijk in de omgang ondanks zijn innerlijke kracht.'
'Wat weet hij van de Murthe?'
'Alles wat bekend is. Emotie vertoont hij niet.'
Rhialto en Ildefonse bezagen hun gezamenlijke schepping met scepticisme. 'Nog steeds lijkt Calanctus een abstractie, zonder al te veel eigen wil,' vond Rhialto. 'Kunnen wij hem geen dieper gevoelde vereenzelviging met de echte Calanctus geven, opdat hij zich tot in zijn botten en darmen Calanctus waant?'
Lehuster aarzelde. Toen zei hij: 'Ja. Een scarabee die Calanctus altijd om zijn pols droeg. Kleed hem nu passend aan, dan geef ik hem de scarabee.'
Tien minuten later verschenen Ildefonse en Rhialto in de salon met Calanctus, die nu een zwarte helm droeg, een borstkuras van gepolijst zwart metaal, een zwarte cape, zwarte broek en laarzen met zilveren gespen en versieringen.
Lehuster knikte. 'Hij is zoals hij behoort te zijn. Calanctus, steek je arm uit! Ik geef je een scarabee, gedragen door de eerste Calanctus, wiens identiteit jij moet aannemen. Deze armband is nu de jouwe. Draag hem immer om je rechter pols.'
Calanctus zei: 'Ik voel een stuwing van energie. Ik ben sterk! Ik ben Calanctus!'
Rhialto vroeg: 'Ben je sterk genoeg om de vaardigheid der magie op je te nemen? De gemiddelde man moet veertig jaar studeren om zelfs maar leerling te worden.'
'Ik heb de kracht om magie te aanvaarden.'
'Komaan dan! Je zult de Encyclopaedie tot je nemen, dan de Drie Boeken van Phandaal, en dan als je noch dood, noch gek bent, zal ik verklaren dat je sterker bent dan wie ook in mijn ervaring. Kom! Terug naar de werkkamer.'
Ildefonse bleef achter in de salon. Minuten verstreken. Hij hoorde een bizar, afgeknepen gegil, dat niet lang aanhield.
Calanctus keerde met ferme pas terug in de salon. Rhialto, die hem volgde, liep met knikkende knieën en zijn gelaat had een groenige weerschijn.
Calanctus sprak plechtig tegen Ildefonse: 'Ik heb de magie aanvaard en in mij opgenomen. Mijn geest tolt van de spreuken; wild zijn zij, maar toch beheers ik hun her en der heen gierende macht. De scarabee heeft mij de kracht gegeven.'
Lehuster nam het woord. 'Het ogenblik naakt. De heksen verzamelen zich op de weide: Zanzel, Ao van de Opalen, Barbanikos, en anderen. Ze zijn kribbig, verdrietig en van streek. Hier nadert Zanzel reeds.'
Rhialto zag Ildefonse aan. 'Zullen wij de gelegenheid te baat nemen?'
'We zouden gek zijn als we het niet deden!'
'Een echo van mijn gedachten. Als jij je naar het prieel aan de zijkant zou willen begeven...'
Rhialto stapte het terras aan de voorkant op, waar Zanzel hem tegemoet kwam. De voormalige magiër uitte een nadrukkelijk protest in de zaak van de ontbrekende IOUN-stenen.
'Je hebt helemaal gelijk!' beaamde Rhialto. 'Het was een lage greep, en gedaan op bevel van Ildefonse. Kom mee naar het prieel, dan zal ik het weer goedmaken.'
Zanzel liep naar de zijkant van het huis, waar Ildefonse haar gevoelloos maakte met de Spreuk van Inwendige Eenzaamheid. Ladanque, Rhialto's kamerheer, hees Zanzel op een kruiwagen en reed haar naar het tuinmansschuurtje.
Vermetel geworden door dit succesje ging Rhialto terug naar het terras en wenkte Barbanikos, die hem volgde en wie in het prieel eenzelfde onthaal te beurt viel.
Verder verging het aldus Ao van de Opalen, Dulce-Lolo, Hurtiancz en nog anderen, totdat de enige heksen die op de weide overbleven de verstrooide Vermoulian en Tchamast de Didactor waren, die beiden geen aandacht schonken aan Rhialto's wenk.
Llorio de Murthe suisde neer op de weide in een wenteling van wit wolkenschuim... Ze droeg een enkellange witte japon, zilveren sandalen, een zilveren gordel en een zwarte haarband. Ze stelde een vraag aan Vermoulian, en die wees naar Rhialto die nog op het terras voor Falu stond.
Langzaam ging Llorio op Rhialto af. Ildefonse kwam het prieel uit en richtte dapper een dubbele lading Inwendige Eenzaamheid op haar, maar deze ketste en wierp Ildefonse languit spartelend op het gras.
Llorio de Murthe bleef staan. 'Rhialto! Jij hebt mijn coterie mishandeld! Je hebt mijn magische stenen gestolen en daarom moet je nu mee naar Sadal Suud, doch niet als heks, maar als bediende van het laagste allooi, en dat zal je straf zijn. Ildefonse zal het niet beter vergaan.'
Uit Falu stapte nu Calanctus. Hij bleef voor het huis staan. Llorio's mond zakte open.
Met verstikte stem zei zij: 'Hoe kun jij hier zijn? Hoe heb je aan de driehoek weten te ontkomen? Hoe...' Haar stem leek te stokken in haar keel; in totale verbijstering staarde ze Calanctus in het gezicht. Toen hervond ze haar stem. 'Waarom kijk je mij zo aan? Trouweloos, dat ben ik niet geweest: ik vertrek op dit moment naar Sadal Suud! Hier doe ik alleen wat gedaan moet worden en jij bent degeen die trouweloos is!'
'Ook ik heb gedaan wat moest, en dat moet opnieuw geschieden, want jij hebt mannen beskwalmd opdat ze jouw heksen zouden worden; wederom heb je de Grote Wet geschonden, die ordonneert dat mannen mannen zullen zijn en vrouwen vrouwen.'
'Als de Noodzaak op de Wet botst, dan wijkt de Wet: dat heb je zelf gezegd in je Decretalen!
'Het is van geen belang. Jij gaat naar Sadal Suud! Ga nu, en ga alleen, zonder de beskwalmden.'
Llorio zei: 'Het maakt mij niet uit, zo'n armetierig groepje is het, of het nu magiërs of heksen zijn, en in alle eerlijkheid wou ik ze alleen als hofdames hebben.'
'Ga dan, Murthe!'
Maar dat deed Llorio niet. Ze staarde Calanctus aan met een eigenaardige uitdrukking die een mengsel van verbazing en ontevredenheid was. Ze maakte geen aanstalten om te vertrekken, wat wel een uiting van hoon en tegelijk een uitdaging moest lijken. 'De aeonen hebben jou niet zachtzinnig behandeld! Je lijkt nu wel van deeg gekneed, zo sta je erbij. Weet je nog wat je dreigde met mij te doen als we elkaar nog eens zouden ontmoeten?' Ze ging een stap naar voren, en ze lachte koel. 'Ben je bang voor mijn macht ? Dat moet het zijn! Waar blijf je nu met je erotische pocherijen en voorspellingen?'
'Ik ben een man des vredes. In mijn ziel koester ik harmonie en eendracht, niet de lust tot aanval en onderwerping. Ik dreig met niets; ik draag een belofte van hoop uit.'
Llorio kwam nog een stap nader. 'Ah!' riep zij zachtjes uit. 'Jij bent een leeg hulsel, niets meer, en niet Calanctus! Verlang je dan zo gretig naar de zoetheid van de dood?'
'Ik ben Calanctus.'
Llorio zei een spreuk van draaiing en wringing, maar Calanctus knipte die achteloos weg met een gebaar en riep op zijn beurt een compressie uit zeven richtingen op, die de Murthe overviel zodat zij als dronken waggelend op de knieën viel. In erbarmen bukte Calanctus zich om haar overeind te helpen. Zij veranderde in een laaiende blauwe vlam en Calanctus' armen om haar middel verkoolden.
Llorio duwde hem achteruit met misvormd gezicht. 'Jij bent Calanctus niet! Jij bent melk, hij was bloed!'
Nog terwijl zij dit zei streek de scarabee in de polsband langs haar gezicht. Zij schreeuwde het uit en uit haar keel bulderde een machtige betovering - een explosie van energie waartegen de weefsels van haar lichaam niet bestand waren, zodat het bloed uit haar neus en mond spoot. Ze wankelde achteruit om steun te vinden tegen een boom, terwijl Calanctus langzaam, langzaam omviel en als een gebroken wrak op zijn rug bleef liggen.
Hijgend van emotie stond Llorio neer te kijken op de gevelde reus. Uit de neusgaten kringelde een loom sliertje zwarte rook dat boven het lijk bleef hangen.
Als in trance bewegend stapte Lehuster de rook in. De lucht beefde van een ondergronds gedonder, een zwoel geel schijnsel flitste op als bliksem; op de plaats van Lehuster stond een zwaar gebouwde man wiens huid gloeide van inwendig licht. Hij droeg een korte zwarte broek en sandalen, zijn benen en borst waren onbedekt; zijn haar was zwart, zijn gelaat vierkant, en zijn neus was streng en zijn kaak strak van wilskracht. Hij boog zich over het lijk en klemde de scarabee om zijn eigen pols.
De nieuwe Calanctus sprak tot Llorio: 'Al mijn moeite was voor niets! Ik ben naar deze tijd gekomen als Lehuster, om zo oude pijn en woede slapende te laten; en nu is die hoop ijdel gebleken, en alles is als eerst. Ik ben ik, en opnieuw staan wij strijdend tegenover elkander!'
Llorio deed er het zwijgen toe. Haar boezem zwoegde.
Calanctus vervolgde: 'Waar zijn je andere spreuken, waarmee je beukt en breekt, of de dromen der mannen gek maakt en hun vastberadenheid doet smelten? Probeer ze op mij, want ik ben niet de arme zachtzinnige Calanctus die ons aller hoop in zich droeg, en die zo'n onvriendelijk lot trof.'
'Hoop?' riep Llorio. 'Terwijl de wereld bijna afgelopen is en ik weerstreefd ben? Wat rest nog? Niets. Geen hoop en geen eer en geen zielsangst en geen pijn! Alles is weg! As stuift over de woestijn. Alles is verloren, vergeten: de besten en de dierbaarsten zijn dood. Wie zijn deze wezens die hier zo dom rondom staan ? Ildefonse ? Rhialto ? IJle geesten, dampwolkjes, die klaaglijk zeuren met hun ronde mondjes! Hoop! Er is niets. Alles is weg, alles is afgelopen. Zelfs de dood ligt in het verleden.'
Zo kreet Llorio uit de afgrond van haar wanhoop terwijl het bloed nog uit haar neus drupte. Calanctus stond kalm te wachten tot haar hartstocht uitgewoed zou zijn.
'Naar Sadal Suud zal ik nu gaan. Ik ben mislukt, ik ben in het nauw, omringd door de vijanden van mijn ras.'
Zacht raakte Calanctus haar gezicht aan. 'Noem mij een vijand, als je dat wenst. Toch bemin ik jouw dierbare trekken, ik koester jouw deugden en je eigenaardige gebreken, en ik zou er niets aan veranderd willen zien, behalve dat je wat vriendelijker zou mogen worden.'
Llorio deed een snelle stap achteruit. 'Ik geef niet toe; ik verander niets.'
'Nou goed, het was maar een ideetje. Wat is dat voor bloed ?'
'Mijn hersens bloeden. Ik heb al mijn macht opgebruikt om dit zielige, zinloze lijk te vernietigen. Ook ik ben stervende; ik proef de smaak van de dood. Calanctus, eindelijk heb je de overwinning behaald.'
'Zoals gewoonlijk draaf je door. Ik heb geen overwinning behaald, en jij gaat niet dood en je hoeft ook niet naar Sadal Suud, dat een dampend moeras is waar het stikt van de uilen, muskieten en knaagdieren: absoluut niet geschikt voor iemand met jouw tere gestel en fijne manieren. Wie zou daar de was moeten doen?'
'Jij staat mij de dood niet toe, noch de vlucht naar een andere wereld! Is dit niet vernedering gestapeld op nederlaag?'
'Dat zijn maar woorden. Kom nu; neem mijn hand en wij sluiten een wapenstilstand.'
'Nimmer!' riep Llorio. 'Dat symboliseert de uiteindelijke onderwerping, waaraan ik mij nooit zal overgeven!'
'Met genoegen zal ik het symbool verruilen voor de werkelijkheid. Dan zul je merken of ik in staat ben mijn pocherij hard te maken of niet.'
'Neen! Mijn persoon onderwerp ik aan het genot van geen man.'
'Wil je dan niet tenminste met mij meegaan, zodat we wijn kunnen drinken op het terras van mijn luchtkasteel, en naar het uitzicht kijken, en de woorden spreken die achteloos ons voor de geest komen?'
'Nimmer!'
'Eén ogenblik!' riep Ildefonse. 'Voor jullie weggaan wil je misschien zo vriendelijk zijn deze kliek van heksen te onttoveren, zodat wij ons niet hoeven inspannen.'
'Ach, zo'n karwei is dat niet,' zei Calanctus. 'Invoqueer eenvoudig de Tweede Retrotropische, gevolgd door een stabiliserende fixtuur. Dat kost maar een minuutje.'
'Precies,' zei Ildefonse. 'In wezen was dat ook mijn plan.'
Rhialto wendde zich tot Ladanque. 'Haal de heksen hier. Zet ze in een rij op de wei.'
'En het lijk?'
Rhialto sprak een woord met oplossend vermogen en het dode wrak viel tot stof uiteen.
Llorio keek weifelend, naar het noorden eerst, dan naar het zuiden, als kon ze geen besluit nemen; toen draaide zij zich om en wandelde in gedachten verzonken het weiland over. Calanctus volgde haar. De twee bleven staan en keken elkaar aan.
Toen sprak eerst Llorio, en vervolgens nam Calanctus het woord, en daarna Llorio weer; dan keken beiden naar het oosten, en toen waren ze verdwenen.