HOOFDSTUK DRIE
Ik zorgde ervoor dat ik voortdurend bezig was. De leiding over ons personeel was nooit eerder zo goed geweest, ons huis nooit schoner dan nu en de maaltijden werden met meer zorg bereid en stipter geserveerd dan ooit tevoren. Sibeal en Eilis hadden twee maal zoveel verstelwerk af als normaal en hun lees- en schrijfvaardigheid ging met sprongen vooruit, 's Morgens vroeg ging ik samen met een dienstmeisje naar de meidoorn om een offer te brengen en te bidden tot de goden voordat ik met de dagelijkse klussen aan de slag ging, en na een drukke dag liet ik iedereen 's avonds weten dat ik te moe was om nog op mijn harp te spelen, wat min of meer de waarheid was.
Aidan bleef wachten op een moment dat hij mij alleen zou treffen om mij het een en ander uit te leggen. Doordat ik mijn gekwetstheid over zijn leugen niet aan hem wilde tonen omdat hij anders zou denken dat ik bepaalde verwachtingen had gehad waar het bestaan van Rathnait korte metten mee had gemaakt, moest ik vriendelijk tegen hem blijven. 'Clodagh!'
Ik liep met mijn lompe buitenschoenen van de keuken naar de graanschuur, mijn haar opgestoken in een hoofddoek, toen Aidan naast me kwam lopen en zijn pas inhield om gelijke tred met mij te houden.
'Ik moet met je praten. Alsjeblieft...' 'Ik heb het druk, Aidan.'
'Laat me je uitleggen over de verloving. Het is niet wat het lijkt, Clodagh, ik beloof je...'
'Ik heb je al gezegd,' zei ik vriendelijk, 'dat je niets hoeft uit te leggen. Het betekent niets voor mij. En jij moet er niet meer van maken dan het is. Nu moet ik weer aan het werk.' 'Maar het betekent wel degelijk iets voor mij,' flapte hij eruit terwijl ik was doorgelopen. Omdat hij zo van streek klonk, was ik bijna blijven staan en had hem laten vertellen wat hij zo dringend kwijt wilde. Ik dwong mezelf echter niet achterom te kijken uit angst dat zijn mooie bruine ogen mij van gedachten zouden doen veranderen.
De tijd verstreek en nieuwe maan had inmiddels plaatsgemaakt voor volle maan. Muirrin had Moeder opgedragen bedrust te houden. Ze kwam ook niet meer naar beneden voor de maaltijden. Vandaar dat ik vaker op een dag bij haar ging kijken om haar gerust te stellen. Het deed haar goed om te weten dat het huishouden volgens haar regels werd geleid. Onder mijn leiding zou geen muis aan de voedselvoorraden knagen, geen laken zou onzorgvuldig worden gewassen en geen enkele spin zou de kans krijgen een web in een kast te maken. Moeders enkels waren opgezwollen evenals haar gezicht, maar haar ogen straalden vol vertrouwen. Ze prees me om mijn harde werken en was aangenaam verrast dat ik haar huishoudlessen van de afgelopen jaren zo goed in praktijk bracht. In de loop der jaren had ik wel eens gedacht dat ze te hoge eisen aan zichzelf stelde met betrekking tot de huishoudelijke taken en had ik vaak gehoopt dat ze het wat rustiger aan zou doen. Maar nu pas besefte ik dat ik net als zij perfectionistisch was in wat ik deed. Ik vroeg me af of haar harde werken en perfectionisme eveneens veroorzaakt werden door het voortdurend negeren van haar angsten, net zoals het huishouden voor mij afleiding betekende.
Twee dagen na volle maan sloeg het weer om en het was aangenaam buiten. De zon scheen, de bloemen bloeiden en het woud kwam tot leven met het gezang van de vogels en het gezoem van de insecten. Tijdens het ontbijt in de zaal zei Vader: 'Clodagh, je hebt een vrije dag verdiend. Aidan heeft mij gevraagd of hij jou en je zussen mee uit rijden kan nemen.'
Nog voordat ik iets had kunnen zeggen, verscheen er een brede lach op Eilis' gezicht. 'Alsjeblieft, Clodagh, mogen we mee? We kunnen gaan picknicken bij de Puddingschaal en gaan vissen.' De Puddingschaal was onze naam voor een klein rond meer in de heuvels, een halve ochtend rijden van ons vandaan.
Ook Coll glunderde. Zelfs Sibeal straalde van enthousiasme op haar eigen ingetogen manier. Ik keek naar de mannen van Johnny die aan de andere kant van de tafel zaten, en Aidan ontweek mij, maar ik ontmoette Cathals spottende blik. Voordat ik mijn gezicht afwendde, trok hij zijn wenkbrauwen vragend op. 'Ik weet het niet,' antwoordde ik. Voor vanochtend had ik eigenlijk gepland om de kelder schoon te maken. Anderzijds leek het me heerlijk om er een dag tussenuit te gaan. Vast en zeker zou Aidan mij dan eindelijk duidelijkheid geven; in het bijzijn van de kinderen tijdens de picknick was dat minder ongemakkelijk. Als het gesprek mij dan niet zou aanstaan, kon ik altijd nog gaan vissen. 'We hebben een escorte nodig.'
'Ik kan Aidan en Cathal wel een dag missen,' opperde Johnny. Het begon op een vooropgesteld plan te lijken en ik nam mijn neef uitgebreid op. Hij at echter onverstoorbaar door van zijn pap en leek niets te merken van mijn wantrouwen. 'Ik denk dat drie bewakers beter is.' Ik zag ertegen op om met alleen Aidan en Cathal op pad te gaan. Voor zover ik kon nagaan, hadden ze hun onenigheid weer bijgelegd en zaten ze als vrienden aan tafel, maar ze hadden mij al eerder verbaasd en ik wilde niet dat deze mannen weer ruzie zouden krijgen wanneer we van huis waren.
'Ik zal Doran opdracht geven met jullie mee te gaan,' zei Vader. 'Laat ons wel weten wanneer we jullie weer hier kunnen verwachten.'
Doran was een van mijn vaders beste bewakers en woonde al vanaf dat ik nog maar een klein meisje was op Zeven Wateren. Hij had zelf een gezin en zijn vrouw, Nuala, werkte in de keuken. 'Dank u, Vader,' zei ik, verheugd over een vrije dag.
Na het ontbijt ging ik naar de keuken om eten voor de picknick te halen, aangezien Eilis graag de hele dag buitenshuis wilde doorbrengen. In de keuken trof ik Nuala en twee keukenmeisjes die druk in de weer waren met broodbakken. Er zat een mij onbekende vrouw in de stoel van onze laatste kokkin, Janis. Vanuit die stoel had Janis haar domein met een adelaarsoog overzien, jaar na jaar had ze toezicht gehouden op alles wat er in de keuken gebeurde. Twee winters geleden hadden we haar verloren en sinds de dag van haar dood had niemand het in zijn hoofd gehaald om in haar stoel plaats te nemen, zoveel respect had zij afgedwongen binnen ons huishouden. De vreemde vrouw die er nu in was gaan zitten, zat daar alsof ze alle recht had om plaats te nemen in die stoel. Ze was bleek en broos als een vogeltje, met stralende ogen en een scherpe neus. Het grijze kledingstuk dat haar omhulde, kon een jurk, mantel of gewaad zijn. Op het moment dat ik de keuken binnenkwam, keek ze met haar schrandere blik dwars door mij heen.
'Ze kwam hier vanochtend vroeg binnengelopen,' fluisterde Nuala mij toe. 'Ze wil een paar dagen onderdak, maar ze wil alleen met de vrouwe van het huis spreken.'
Ik liep op de stoel toe. 'Goedemorgen,' zei ik. 'Ik ben Clodagh, dochter van heer Sean. Ik hoorde dat u onderdak vraagt.'
Ze knikte. 'Ik ben familie van Dan Walker,' antwoordde ze. Dan was de leider van de reizigers, Janis was zijn tante.
'Mag ik vragen om welke verwantschap het gaat?' Ik zag dat de oude vrouw volledig bij haar verstand was, want ze nam mij met intelligente blik vorsend op.
'Ik ben zijn moeders zuster.' Haar stem klonk opvallend zwaar en krachtig voor zo'n broos vrouwtje.
'Reist u alleen?' De lente was niet het seizoen waarin Dan en zijn reizigers langs Zeven Wateren trokken. Ze kwamen altijd pas in de herfst vanuit het noorden op weg naar de paardenmarkten. Ze lachte. Het was echter niet de lach van een lief oud vrouwtje, maar een lach die subtiel prijsgaf dat ze meer zag dan ze van plan was prijs te geven. Alsof ze dwars door mij heen keek. 'Ik reis altijd alleen, Clodagh, dochter van Sean,' antwoordde ze. 'Ik betaal voor het onderdak.'
'Dat is helemaal niet nodig.' Het verbaasde mij erg dat ze niet wist dat wij als gastvrij huishouden voetreizigers zonder meer een bed en maaltijd boden.
'Toch wil ik betalen. Ik schenk je drie verhalen die elke hap eten die ik tot mij neem in je vaders zaal waard zijn.' 'Dank u wel,' zei ik na een korte stilte. Ik ging ervan uit dat de verhalen van de vrouw de moeite waard waren omdat ze al een heel leven achter zich had en als ze inderdaad een reiziger was, had ze waarschijnlijk heel wat avonturen meegemaakt. 'Wat is uw naam?' 'Welke wil je weten?'
Ik zou haar hebben kunnen zeggen dat het mij niet uitmaakte, in plaats daarvan zei ik: 'Ik wil uw naam als verhalenvertelster weten.'
De oude vrouw grinnikte. 'Dat is een goed antwoord, jongedame. Die is Wilg. In de loop der jaren heb ik vele namen gehad, maar deze volstaat.' 'Gewoon Wilg?'
'Een boom is nooit gewoon een boom,' antwoordde ze. 'Bomen zijn groter en wijzer en ouder dan een meisje als jij ooit zal worden. En nu wil ik graag rusten. Dit woud zorgt voor meer omwegen dan nodig is. Zolang het er maar rustig is, volstaat elke plek. Vanavond na het eten zal ik een verhaal vertellen. Houd je van verhalen?'
Misschien had ze iets aan mij gezien. 'Ik ben er dol op,' antwoordde ik. 'Vooral op verhalen met magie. Maar natuurlijk staat het u vrij om zelf een verhaal te kiezen.'
'Dat is het voordeel van de ouderdom, jongedame. Men verwacht dat je de regels overtreedt, je goede manieren verliest en precies doet wat je zelf wilt. Maak je geen zorgen, zolang ik in het huis van je vader verblijf, zal ik me gedragen. Sean van Zeven Wateren is een sterke leider, wijs en vriendelijk. Maar hij zal al zijn krachten nodig hebben voor het komende seizoen. Ik vertel je vast niets nieuws.'
Haar woorden deden mij huiveren. Ze was nog maar net op Zeven Wateren aangekomen. Hoe kon ze weten dat Moeder een kind verwachtte en hoe het schrikbeeld van de bevalling ons in zijn greep hield? Toch verbaasde ze me niet echt, omdat de familie van Dan Walker over bijzondere gaven beschikte, met name de gave van het Zicht. Uit angst voor het antwoord vroeg ik haar maar niet wat ze bedoelde.
Wilg wilde liever niet in het gedeelte van het huis overnachten waar de familie haar onderkomen had. Ze was evenmin geneigd om in de gemeenschappelijke slaapzaal van de dienstmeiden te overnachten, dus herbergde ik haar in een kleine kamer naast de stallen. Het rook er aangenaam naar schoon leer en paarden. Ze stelde geen eisen. Ik veegde de vloer van het vertrek aan en gaf haar twee dekens en daarmee was ze tevreden.
'Ik heb op plaatsen geslapen die veel armzaliger waren dan deze kamer, Clodagh,' vertelde de oude vrouw me terwijl ze haar kleine reistas bij de verhoging die als bed diende, neerzette en wachtte tot ik was vertrokken. 'Een modderige kuil, tegen een boomstam - geef me een donzen matras en ik lig de hele nacht te woelen. Vooruit, ga nu maar. Je lijkt me een bezig bijtje, dus ga vooral doen wat je moet doen. Ik red me uitstekend, geen zorgen. Ik zal heus weer gezond ontwaken, het levenssap stroomt nog door mijn oude takken.'
Op weg naar de keuken passeerde ik de openstaande stal, waarin ik twee mannenstemmen hoorde spreken. Het duurde even voordat ik besefte dat het een privégesprek was, maar ik kon niet meer doorlopen zonder de aandacht van de sprekers te trekken. Ze waren vast hun paarden aan het opzadelen voor de rit van vandaag. '... kijkt niet eens naar me om,' hoorde ik Aidan zeggen. Zijn stem klonk aangedaan, niet door woede, eerder door verdriet. 'Waarom is het zo belangrijk voor je?' Dat was Cathals stem, die eveneens anders klonk dan normaal. Ditmaal was er geen spoor van spot en klonk hij oprecht bezorgd. 'Begrijp je dat dan niet?'
'Ware liefde, bedoel je?' Nu was de toon weer herkenbaar als die van Cathal. 'Aidan, als ik je leven tot een hel heb gemaakt, dan spijt het mij. Dat meen ik. Het was alleen maar mijn bedoeling om je te redden uit het moeras waar jij met open ogen inliep. Misschien heb ik je gevoelens voor haar onderschat. Het ging ook allemaal zo snel.'
'Jij was vorig jaar niet hier,' meldde Aidan. 'Ze vindt me aardig. Ze vónd me aardig. Als ik toen mijn gevoelens voor haar had uitgesproken, was het inderdaad te vroeg geweest. Vorig jaar waren we gewoon vrienden, we hadden plezier met elkaar, dat was alles. Dit jaar is het anders. Dat wist ik meteen toen ze uit het bos recht mijn armen in vloog. Ik had het haar toen moeten vertellen, dan had ze nog naar me willen luisteren. Maar nu...' Een moment zwegen beide mannen en ik vroeg me af of ik het zou riskeren door te lopen naar huis, maar ik kwam tot de conclusie dat het niet zou lukken om ongemerkt weg te lopen. In ieder geval mocht Aidan nooit te weten komen dat ik dit gesprek had gehoord. 'Je hebt tegen haar gelogen,' bracht Cathal naar voren. 'Clodagh lijkt me niet de persoon die een leugen tolereert. Je wilde een kans om met haar te praten. Nou, vandaag krijg je die. Verpest het niet. En bedaar nu eerst, anders denkt ze nog dat je een aanval van hysterie hebt. Hier.'
Ik hoorde het geluid van iemand die zijn neus snoot. 'Dank je,' zei Aidan. 'En ook bedankt dat je een goed woordje voor me hebt gedaan bij Johnny. Een vrije dag was meer dan ik had verwacht.' 'Al goed,' zei Cathal luchtig. 'Wees voortaan eerlijk, dat is mijn advies. Deze vrouw laat zich met mooie woorden niet verleiden tot vergeving. Als je wilt dat ze van gedachten verandert, moet je haar de waarheid vertellen die je haar al verschuldigd was bij de ontmoeting in het bos.'
Ik hoorde het geluid van paardenhoeven gevolgd door de stemmen van Doran en Eilis en zag kans om ongemerkt naar huis te lopen, onthutst over wat ik gehoord had. Aidans gevoelens voor mij waren oprecht en Cathal was niet de naarling die hij op het eerste gezicht leek, althans niet waar het zijn vriend betrof. Mijn vermoeden klopte: de picknick was inderdaad een vooropgezet plan, maar het bleek Cathals en niet Aidans plan te zijn, bedoeld om zijn vriend de kans te geven om mij uit te leggen hoe de vork in de steel zat. Zo'n gebaar van vriendschap had ik niet van hem verwacht en terwijl ik het eten voor de picknick bij elkaar pakte, bedacht ik me dat ik hem misschien verkeerd beoordeeld had.
Het was een frisse, heldere ochtend met een wolkeloze hemel. Het woud gonsde van de lentegeluiden. Verder en verder wegrijdend van huis over de met zonlicht gevlekte paden, overviel een magisch gevoel mij. Voor even kon ik mijn zorgen over de gezondheid van Moeder en de politieke problemen van Vader van me afzetten en zelfs aan het ongemakkelijke gesprek met Aidan dat mij boven het hoofd hing, dacht ik nu even niet. Ik ging de dag met onbevangenheid tegemoet en zou wel zien wat er op me afkwam. 'We kunnen toch wel naar de Puddingschaal gaan, Clodagh?' vroeg Eilis, die naast mij reed. Doran en Coll reden voorop en Aidan, Sibeal en Cathal reden achter ons. Langzaamaan liep het pad omhoog door het woud van Zeven Wateren, slingerend langs heuvels. We kruisten enkele beekjes op weg naar het meer. Soms was het pad breed genoeg voor drie ruiters naast elkaar, maar er waren ook delen waar het pad zo smal en steil was dat we een voor een achter elkaar moesten rijden.
'Ik heb Johnny gezegd dat we daarheen gaan,' liet ik Eilis weten. 'Dat betekent dat jullie kinderen je pony's flink moeten laten werken.'
'Ik wou dat je ons niet steeds kinderen noemde, Clodagh,' riep Coll van over zijn schouder. 'Ik ben bijna elf, weet je wel. Cormack was niet veel ouder toen hij voor het eerst meevocht in de strijd.' Cormack was zijn oudere broer en een krijger met aanzien. 'Hij was minstens veertien,' stelde ik. 'Die vier jaar maken veel verschil. Maar als je het zo vervelend vindt, zal ik je geen kind meer noemen. Voor Eilis is dat anders. Zij is nog een kind.' Ik wierp mijn zusje een blik toe. 'Als ze haar huishoudelijke taken eindelijk zonder mokken doet, zal ik haar een jongedame noemen.' 'Wedstrijdje, Coll!' Eilis had het nog niet gezegd of ze gaf haar pony de sporen, schoot voorbij de merrie van Doran en galoppeerde op kop. Mijn jongste zus was een uitstekende ruiter, veel beter dan ikzelf. Coll zette zijn hielen in de flanken van zijn pony en ging ervandoor en in een oogwenk waren ze uit het zicht verdwenen. 'Ze kent de weg,' zei ik kribbig. 'Maar het is beter als iemand ze achterna gaat.'
'Dat zal ik doen, vrouwe,' bood Doran aan. 'Ik ga wel.' Met zijn blik op het pad voor ons gericht, leidde Cathal zijn rijdier langs ons. 'Ik heb ze zo ingehaald, als ze tenminste op het pad blijven.' Hij wachtte niet op instemming en voor ik het wist verdween hij als de gesmeerde bliksem tussen de bomen. Wij reden er zo snel we konden achteraan. Hoewel ik niet echt bezorgd was, had ik liever gewild dat Doran achter de kinderen was aangereden. Eilis en Coll waren goede ruiters en de weg naar de Puddingschaal was gewoon rechtdoor, maar toch had ik het prettiger gevonden wanneer we tegelijkertijd onze bestemming zouden bereiken.
Het pad verbreedde zich enigszins en Aidan kwam naast me rijden. Doran hield in om naast Sibeal te komen rijden. 'Clodagh?'
Ik keek van opzij naar Aidan. Zou hij mij nu al zijn verhaal uit de doeken doen? Heel even dacht ik dat de uitbraak van de kinderen en Cathals achtervolging ook bij het plan hoorden, zodat deze gelegenheid zou ontstaan.
'Ja?' zei ik koel, hoewel mijn hart plotseling op hol sloeg. 'Ik weet dat je niet naar me wilt luisteren,' begon hij onhandig. 'Je hebt me keer op keer afgescheept en het doet me verdriet dat je niet eens meer muziek met mij wilt maken. Ik geloof niet dat ik dat heb verdiend. Ik ben geen leugenaar, Clodagh. Laat me het alsjeblieft uitleggen.'
'Ga je gang,' zei ik, en ik hoopte dat Sibeal en Doran niet vlak achter ons reden zodat ze alles zouden horen. Maar ik kon niet achterom kijken om te zien hoever ze achter ons waren, dat zou te opvallend zijn.
Aidan schraapte zijn keel. 'Ik heb dit gesprek keer op keer in mijn hoofd gevoerd sinds de dag dat Cathal je over Rathnait heeft verteld, het meisje van Whiteshore,' sprak hij. 'Maar toch kan ik het moeilijk verwoorden, dat weet ik. Clodagh, Rathnait is pas twaalf jaar. Mijn vader en die van haar zijn jaren geleden overeengekomen dat we zouden trouwen om zo de politieke banden tussen hen te versterken. Rathnait is een verlegen meisje en het geplande huwelijk ligt nog jaren ver weg. Ik zie haar helemaal niet als mijn toekomstige bruid. Ze is het kleine meisje, de dochter van een naburig clanhoofd, die nog met poppen speelt, met haar hond door de tuin dartelt en zich achter haar moeders rokken verschuilt als de familie een bezoek brengt. Ik ben een volwassen man, Clodagh. Komende herfst word ik eenentwintig. Ik ben een krijger, heb mannen gedood, gevechten overleefd, ben ver van huis gereisd en heb vreemde en vreselijke dingen meegemaakt. Als ik over liefde zing, is het met de passie van een volwassen man, niet met de dromen van een kind.'
'Maar je bent met haar verloofd,' zei ik terwijl we een bocht om gingen en een waterval tussen de jonge eiken in zicht kregen. In werkelijkheid voelde ik veel voor hem, zeker gezien het feit dat hij zo overstuur was geweest in de stallen. 'Jullie beide vaders verwachten dat jullie zullen trouwen. Ze mag dan pas twaalf zijn, maar kleine meisjes worden groot. Over ongeveer vier jaar zal ze toe zijn aan een man, haar eigen kinderen en een huishouden.' Terwijl ik dit zei, besefte ik dat de meeste mannen liever trouwden voor hun vijfentwintigste. Jonge krijgers zoals Aidan wilden meestal snel voor nageslacht zorgen. Dat Johnny, die nu tweeëntwintig was, legerleider en erfgenaam van een clanhoofd, geen vrouw had, was zeer ongebruikelijk.
'Je hebt gelijk. Zo hebben onze vaders het bekokstoofd,' zei Aidan. 'Maar er is nog niets getekend en bezegeld. Mijn vader zou me moeiteloos kunnen vrijstellen van dit huwelijk. Zeker als de bruid die ikzelf heb gekozen een betere kandidaat is dan Rathnait.' Ik keek hem vragend aan en zag zijn wangen rood kleuren. 'Betere kandidaat?'
'De goden staan me bij,' mompelde Aidan, 'het is alsof ik met lood in mijn laarzen door een moeras voortploeter. Ik kan de juiste woorden absoluut niet vinden. Als ik kon zingen wat ik voel, zou ik mezelf heel wat minder onhandig uitdrukken.' Ik onderdrukte een glimlach. 'Een lied is niet nodig,' antwoordde ik. 'Leg nu maar helder uit wat je bedoelt. En schiet een beetje op.
Ik kan Cathal en de kinderen nog steeds niet zien en maak me zorgen.'
'Mijn vader eist van mij dat ik trouw met een vrouw van gelijke of hogere afkomst, dus op zijn minst een dochter van een clanhoofd,' legde hij uit. 'Hij heeft geen rol in de problemen in dit gebied, daarvoor ligt Whiteshore te ver westelijk. Maar voor een clanhoofd van Ulaid, of dat nu heer Sean is of een ander, is mijn vader een uitstekende partij om een bondgenootschap mee te sluiten. Hij heeft veel invloed in Connacht en de leiders daar nemen zitting in de raad van de Hoge Koning. Op zijn beurt wenst mijn vader zich een bondgenoot in het oosten, iemand die midden in de politiek staat. Zou ik Vader de dochter van een dergelijk man voorstellen als toekomstige huwelijkskandidaat, dan zou hij op zijn minst geïnteresseerd zijn.'
'Ik snap het.' Nu bloosde ik ook. 'En hoe moet het dan met de arme Rathnait? Cathal zei dat het haar hart zou breken als het toekomstige huwelijk zou worden afgeblazen. Kent hij haar goed?'
Er verscheen een gespannen trek om Aidans mond en een schaduw in zijn ogen. 'Cathal is een bemoeial,' antwoordde hij. 'Zijn praatjes over een gebroken hart zijn onzin. Hij weet heel goed dat er niets is tussen Rathnait en mij behalve een vage afspraak tussen haar vader en de mijne die jaren geleden is gemaakt. Zoals ik al zei, ze is nog een kind. Over een paar jaar zal ze genoeg aanzoeken krijgen.'
Toch klopte er iets niet. 'Als Cathal dat weet, waarom waarschuwde hij me dan?' 'Wat heeft hij jou precies gezegd?'
'Dat als jij jouw interesse in mij zou laten merken, ik je zou moeten ontmoedigen.' Ik wond er geen doekjes om. Een moment zweeg hij terwijl we twee beken doorwaadden. Nog steeds was er geen teken van de kinderen. Waarschijnlijk reden ze met Cathal door naar de Puddingschaal, hoewel ik had verwacht dat ze op ons zouden wachten. Maar met Cathal wist je het nooit. 'Misschien is hij jaloers,' zei Aidan uiteindelijk. 'Jaloers?' Ik overpeinsde de mogelijkheid. Hechtte Cathal zoveel waarde aan hun band die al sinds hun geboorte bestond, dat hij Aidan dwarsboomde als het om een vrouw ging? Zou hij werkelijk jaloers op mij zijn? Voor ik het tot me door kon laten dringen, vervolgde Aidan toonloos: 'Hij wil jou.' 'Wat?'
'Hij is jaloers,' herhaalde Aidan, 'en wil jou voor zichzelf.' 'Nee, dat kan het niet zijn. Hij vindt me niet eens aardig, alleen maar vreselijk saai. Als hij inderdaad jaloers is, dan is het vanwege jullie vriendschap. Daarbij komt dat hij van lage komaf is, toch? Hij moet weten dat hij nooit aan de eisen die mijn vader aan een huwelijkskandidaat stelt, voldoet - nu we het daar toch over hebben.'
Hij schoot in de lach. 'Daar hebben we het over, Clodagh. Cathal denkt niet zoals anderen en hij heeft lak aan andermans regels.' 'Maar hij is een krijger van Inis Eala. Hij moet Johnny's bevelen op zijn minst opvolgen.'
'Dat is wat anders,' zei hij. 'Cathal leeft voor het gevecht, dat heb je zelf gezien. Hij is alleen op Zeven Wateren omdat Johnny hem heeft bevolen mee te gaan. Hij probeerde er nog onderuit te komen. Als er iemand is die het verschrikkelijk vindt om een gesprekje aan te knopen, beleefd te doen en zich te voegen naar de regels van een groot huishouden als dit, dan is het Cathal wel. Hij ergert zich dood aan dit alles. Op Inis Eala is er niets dat hem beperkt in zijn eigenzinnige gedrag, hier wel. In ieder geval was dat zo op Whiteshore. Maar als krijger is hij de beste.' Ik stond net op het punt om hem te vragen wat ze tijdens het messengevecht met elkaar uit te vechten hadden, toen we hoefgetrappel hoorde naderden. Ineens verscheen Eilis, ze kwam rustig op haar grijze pony de bocht om. Achter haar reed Coll op zijn voskleurige pony.
'Het leek ons niet goed om te ver vooruit te rijden,' zei Eilis, 'anders word je weer boos. Bij de derde beek zijn we omgekeerd.' 'Waar is Cathal?' vroeg ik.
Niet-begrijpend keek ze me aan. 'Is hij niet hier?' vroeg ze, met een blik op de anderen om vervolgens weer naar mij te kijken. 'Hij ging jullie achterna. Hebben jullie hem niet gezien? Zijn jullie soms van het pad afgegaan?'
'Natuurlijk niet.' Nu liet Coll van zich horen. 'Misschien is Cathal wel van het pad afgegaan. Als hij op dit pad was gebleven, was hij ons niet misgelopen.'
Ik uitte binnensmonds enkele krachttermen. Wat een vervloekte vent! Waar kon hij zijn? De man had een uitzonderlijk talent om problemen te veroorzaken.
'We kunnen beter gewoon doorrijden,' opperde Aidan, waarna hij naar Doran keek, die met Sibeal vlak achter zich bij ons kwam staan.
'Goed plan,' zei Doran. 'Er is maar één pad dat naar het meer leidt, hij kan niet ver weg zijn. Ik denk niet dat er iets vervelends gebeurd is, maar mij lijkt het beter dat we bij elkaar blijven. We zijn er bijna, misschien wacht hij bij het meer op ons.' 'Het spijt me, Clodagh,' prevelde Eilis schuldbewust. 'We hadden er niet vandoor moeten gaan.'
'Het is al goed. Laten we het er nu niet meer over hebben. Als je maar bij ons blijft. En jij ook, Coll.'
Terwijl we verder reden, bekroop een ongerust gevoel mij. De krijgers van Inis Eala waren niet alleen goede vechtersbazen, maar eveneens getrainde spoorzoekers en ongeëvenaarde ruiters. Hoe was het mogelijk dat Cathal op een pad als dit zou verdwalen? Wat voerde de man in vredesnaam in zijn schild?
We bereikten het meer vrij snel. Het was een liefelijke plek, gelegen in een dalletje tussen de beboste heuvels, en het ademde rust en stilte die verkwikkend waren voor de geest. Er was niets anders tussen het water en het hemelgewelf dan dromen en het lied van de vogels. Wanneer we hier waren, vond ik het altijd weer heerlijk om op mijn rug in het gras te liggen en mijn zorgen van me af te voelen glijden.
Dat laatste was vandaag niet aan de orde, want van Cathal was er nog steeds geen teken. Toen Sibeal en ik het eten en drinken uit de zadeltassen van Doran haalden en de mannen met de kinderen naar de oever liepen om te bekijken of ze een goede visstek konden vinden, liep ik alle mogelijkheden na waar Cathal kon zijn, maar geen enkele optie stelde me gerust. De paden door het woud van Zeven Wateren stonden erom bekend dat ze vreemden misleidden. Als het Feeënvolk dat wilde, lieten ze mensen verdwalen. In het verleden waren er mensen zo verdwaald dat ze nooit meer waren teruggekeerd. Maar er liep slechts één pad rechtstreeks naar het meer. Dat was een van de redenen waarom ik had ingestemd met Eilis' plan om hierheen te gaan. Omdat Cathal bij onze familie te gast was, zou het Feeënvolk hem behandelen alsof hij een van ons was. Wij verdwaalden nooit en de leden van ons huishouden evenmin. Ik hechtte geen waarde aan de geruchten die de ronde deden over de Tuatha De Danann, die zich tegen de mensen zouden keren. Wel geloofde ik in de macht van het Feeënvolk en die zouden de wezens van de Andere Wereld ook aanwenden als dat nodig was, maar niet tegen ons. Iedereen die onze familiegeschiedenis kende, wist dat Cathals verdwijning niets met het Feeënvolk van doen had.
Misschien was hij van ons weggereden omdat hij een eigen missie te volbrengen had? Zou hij het plan van ons dagje uit niet zozeer hebben bekokstoofd voor zijn vriend, maar voor zijn eigen onbetrouwbare belangen? Onwillekeurig dacht ik aan spionnen, ontvoering en moord en ik raakte erg van streek. Deirdres huwelijk met Illann had de noordelijke clanhoofden tegen de haren in gestreken. Misschien had Naithi of Colman besloten tot ontvoering van een van ons om mijn vader onder druk te zetten zodat de invloedrijke Eoin van Lough Gall onder de indruk zou zijn. En wellicht was Cathal naar hen gereden om hun te vertellen waar wij ons precies ophielden.
Juist toen we aan de picknick begonnen, kwam hij op zijn zwarte ruin tevoorschijn tussen de bomen. Hij steeg af, zijn paard achterlatend om te grazen, liep naar ons toe en ging naast mij in het gras zitten. Terwijl wij hem zwijgend aanstaarden, nam hij een lamsbout alsof er niets aan de hand was. 'Jullie hadden op mij kunnen wachten,' was het enige wat hij zei.
'Waar was jij?' vroeg ik hem zonder mijn ergernis te tonen omdat ik het niet meer dan billijk vond dat hij een kans kreeg om ons uit te leggen waar hij was geweest.
'Je weet toch dat ik Eilis en Coll achternaging? Maar ik zie dat ze ongedeerd zijn teruggekomen, tenzij het Feeënvolk ze heeft omgetoverd in een spookachtig schijnbeeld van henzelf- even kijken...' Hij strekte zijn arm en kneep Eilis zacht in haar arm. Ze gaf een gil. 'Nee, ze zijn echt. Jullie hebben tenminste wat eten voor mij overgelaten.'
'Waar ben je geweest, Cathal?' Aidans stem klonk bedaard. Vanzelfsprekend was hij meer gewend aan de grillen van zijn vriend dan ik. 'Het pad loopt rechtstreeks naar het meer, de kinderen keerden om en kwamen terug. Maar van jou was er geen spoor.' Met een verdedigende blik keek hij naar zijn vriend. 'Ik zag jullie ook niet,' zei hij. 'Ik reed de kinderen achterna tot ik wist dat ik ze had moeten tegenkomen. Ik keerde om in de veronderstelling dat ze een van de zijpaden hadden genomen en zocht enkele paden af. Maar ik zag ze niet en maakte rechtsomkeert naar de plek waar ik jullie had verlaten, jullie waren inmiddels vertrokken.
Daaruit maakte ik op dat jullie zonder mij waren doorgereden. Hier ben ik. Schaduw heeft genoeg beweging gehad vandaag.' Hij wierp een blik op de zwarte ruin.
'Ik snap het.' Het was onmogelijk om de wantrouwige toon uit mijn stem te weren. 'Wat vreemd dat je ons misgelopen bent.' 'De paden in dit woud kunnen veranderen,' stelde Sibeal ernstig met haar blik op Cathals gezicht gericht. 'Het is niet verstandig om van het pad af te gaan, tenzij je het woud kent en het woud jou.' Er veranderde iets in zijn gelaatsuitdrukking, alsof een kille bries hem beroerde, wat een vreemd gezicht was. Ik zou bijna denken dat hij bang was. Toch antwoordde hij luchtig: 'Op Inis Eala wordt niet alleen gevochten, we worden ook in andere vaardigheden getraind. Coll, geef me de haverkoeken eens aan.' Nog steeds staarde Sibeal hem aandachtig aan. Soms vonden mensen die onze familie niet kenden, haar peilende blik verontrustend omdat ze de ogen van een zieneres had, zo lichtblauw dat ze bijna kleurloos leken, waarin een mysterieuze blik van uiterste concentratie lag. 'Dat je een krijger van Inis Eala bent, zegt het Feeënvolk niets,' verzekerde ze hem. 'Als ze je laten verdwalen, helpt spoorzoeken je niet. Hoe zou je de weg kunnen vinden door herkenningspunten als de paden steeds veranderen?' 'Dat is bijgelovige onzin,' snauwde Cathal. Doran schraapte zijn keel.
'Denk maar wat je wilt,' zei ik voordat Doran iets kon zeggen. Ik wilde niet dat hij in een onzinnige discussie met Cathal verzeild zou raken. 'Je bent hier voor het eerst. Als je lang genoeg blijft, zal je zelf wel merken dat het waar is. Daarom is Zeven Wateren zo'n gunstige plek voor een vesting. Die is praktisch onneembaar. Maar hoewel het Feeënvolk ons beschermt, komt er natuurlijk ook eigen verantwoordelijkheid bij kijken.' 'Aha,' liet Cathal vol ongeloof weten.
'Het is in elk geval geen gewone plek,' viel Aidan mij bij. 'Deirdre zal het wel moeilijk vinden om te aarden op een andere, doodgewone plek na een jeugd omgeven door de wouden van Zeven Wateren met hun mysteriën.'
Ineens herinnerde ik me wat mijn tweelingzus had gezegd, dat wanneer Moeder in het kraambed zou sterven, ze nooit meer een voet op Zeven Wateren zou zetten. 'Dat hangt ervan af,' zei ik in de hoop het gesprek een andere wending te geven. 'Zolang het alternatief goed is, zijn mensen gelukkig. Muirrin is blij met haar nieuwe leven bijvoorbeeld. En mijn tante Liadan vertrok helemaal naar Brittannië. Natuurlijk is zij...' Ik maakte mijn zin niet af omdat ik het niet over haar vermogen om via de geest over grote afstanden te communiceren wilde hebben in het bijzijn van de sceptische Cathal.
'Ze is wat?' vroeg Eilis voor haar neus weg terwijl ze een stuk kaas afsneed.
'Ze is in staat om met Vader te praten zonder dat ze elkaar hoeven te zien,' legde Sibeal uit. 'In stilte, van geest tot geest. Dat kunnen alle tweelingen in onze familie. Het betekent dat Liadan alle nieuwtjes met Vader kan delen en omgekeerd, zonder te hoeven wachten op brieven die reizen tussen Harrowfield en Zeven Wateren.' Opnieuw hield ze Cathal in de gaten. 'Clodagh en Deirdre kunnen het ook,' voegde ze eraan toe.
Ik kwam overeind en de kruimels van het brood vielen op de grond. 'Ik ga een wandeling om het meer maken.'
'Verlaat het pad niet, anders raak je in de ban van het Feeënvolk.' Cathal kon zich niet bedwingen. Ik had me kennelijk vergist toen ik dacht dat Sibeals woorden hem eerder hadden verontrust. 'Maak er maar geen grapjes over,' beet ik hem toe. 'Blijf zitten, Doran. Sibeal zal me vergezellen en we zullen niet uit het zicht verdwijnen.'
Aan de overkant van het meer gingen mijn zus en ik op een rots bij het water zitten. We konden de anderen zien; Coll en Eilis waren aan het vissen, Aidan hielp hen, Doran stond een eindje van hen vandaan op wacht en Cathal zat in het gras bij de paarden, met zijn armen om zijn opgetrokken benen geslagen. Hij zag er niet ontspannen uit en ik had het idee dat hij Sibeal en mij gadesloeg. Maar het kon net zo goed zijn dat hij in het niets tuurde. Ondanks zijn bijtende opmerkingen, scherpe reacties, zijn grillige streken en spot, hing er een zweem van triestheid om hem heen. Ineens moest ik denken aan zijn vriendelijkheid tegenover Aidan in de stal, toen aan zijn geheimzinnige verdwijning... Ja, Cathal was een mysterie voor mij.
Sibeal staarde in het heldere water. Gevlekte visjes schoten hier en daar over de groen-bruine stenen op de bodem tussen de waterplanten. Mijn zus was niet in trance; in de loop der jaren had ik die leren herkennen. Haar ogen hadden nu niet de starende blik zonder iets te zien, en ook zat ze nu niet zo onvoorstelbaar stil als wanneer ze een andere staat van bewustzijn had bereikt.
'Ik zou hier in de toekomst kunnen kijken,' zei Sibeal. 'Het water is als een spiegel en verbergt veel visioenen. Maar je hebt me vast laten meekomen om samen te praten?'
'Eigenlijk wel, ja,' antwoordde ik ongemakkelijk, al begrepen we elkaar goed. Als zieneres beschikte Sibeal over een doorkijk naar de toekomst die anderen niet hadden. Maar ze sprak nooit over haar visioenen. Integendeel, ze hield haar gedachten altijd voor zichzelf. 'We zullen het over Moeder en de baby moeten hebben, over wat er kan gebeuren.'
'Ik weet dat ze kan sterven.' Haar stem klonk iel en gereserveerd. 'Net als de baby. Vader heeft het mij verteld. Of als de baby een meisje is, dat Moeder weer teleurgesteld zal zijn, zoals bij mij en Eilis. Zoals bij ons allemaal, denk ik. Behalve bij Muirrin, omdat zij de oudste is en daardoor speciaal.' Ditmaal klonk haar stem ijzingwekkend kalm.
Ik had erg met haar te doen. 'Ze houdt van ons allemaal, Sibeal,' zei ik. 'Heb je iets in een visioen gezien? Weet jij wat er te gebeuren staat?'
Er viel een stilte en ik hoorde Eilis uitgelaten schreeuwen toen ze een vis aan de haak had. Aidan hielp haar om hem ervan af te halen; Cathal verroerde geen vin.
'Je weet heel goed dat ik daar niet over kan praten,' zei Sibeal uiteindelijk gespannen, alsof ze getergd werd door bepaalde gedachten. 'Als ik de toekomst zie, is het niet duidelijk of wat ik zie ook werkelijk gaat gebeuren of alleen maar zou kunnen gebeuren. Visioenen zijn sowieso nooit zo scherp. Ze zitten vol symboliek, suggesties en aanwijzingen - als zieneres kun je die nooit allemaal interpreteren. Ciaran zegt dat wanneer ik ouder ben en meer getraind in de interpretatie, ik de beelden dan wel kan delen met anderen, zodat mensen er profijt van kunnen hebben bij het nemen van beslissingen. Maar nu kan ik dat nog niet doen, Clodagh.'
Ik huiverde. 'Je bedoelt dat je inderdaad iets hebt gezien over Moeder en de baby, maar het mij niet wilt vertellen?' Ineens besefte ik hoe angstaanjagend het moest zijn om met het Zicht behept te zijn. Sibeals talent was zowel een vloek als een gave. Mijn zus knikte kort. 'Als ik niet in staat ben de beelden te interpreteren, dan kun jij het ook niet,' antwoordde ze zacht. 'Wat ik zag was niet erg duidelijk en ik weet dus niet wat er zal gebeuren. Maar als je bezorgd bent omdat ik niet zou weten hoe ernstig het is, is dat niet nodig. Ik weet hoe de zaken ervoor staan. De enige over wie je je zorgen moet maken is Eilis.'
Zwijgend keken we naar de andere kant van het meer waar Eilis in de weer was met haar vis en Aidan haar hielp. Het was een grote vis en ze zou vast en zeker trots zijn op haar vangst. Ik hoopte dat ze niet vergat de goden te bedanken voor deze geboden kans om vis te eten.
'Misschien overleven Moeder en de baby het. In dat geval zal Eilis niet hoeven weten hoe spannend het is geweest,' zei ik na een poosje. 'Maar als het niet goed afloopt en we haar niet van tevoren waarschuwen, is ze niet voorbereid en dat zou nog wreder zijn.' 'Clodagh,' verzuchtte Sibeal.
Ik keek haar aan en ze beantwoordde mijn blik met een ernstige uitdrukking op haar gezicht.
'Je bent echt bang, hè?' vroeg ze mij. 'Bang en bezorgd over alles. Niet alleen over leven en dood, maar je piekert ook over kleine dingen, zoals over het huishouden nu Moeder er niet meer toe in staat is en Vader zijn hoofd bij andere zaken heeft, of over Eilis en mij, of we ons ontbijt wel opeten... Je kunt niet alles van jezelf vragen. Soms moeten we afwachten en maar gewoon zien wat er komen gaat.'
'Je bent veel te wijs voor een meisje van twaalf,' vertelde ik haar. 'Wat vind jij van Cathal?'
Ze schonk me een doordringende blik. 'Ik dacht dat je een oogje had op Aidan.'
'Ik vroeg het je niet omdat ik hem leuk vind,' beet ik haar toe. 'Ik vroeg me gewoon af of jij denkt dat hij... Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Je hebt zelf gezien dat hij zomaar verdween. Hij gedraagt zich nogal vreemd en verdacht. Hij verdwaalde wel erg snel in het bos en had geen goed excuus om van het pad af te gaan. En... hij heeft zich al vaker erg grof tegen mij gedragen. Ik vertrouw hem niet.'
Nu zag ze er uilachtig uit met haar grote starende ogen, die naar de anderen aan de overkant tuurden. Doran en Aidan waren bezig een vuur te maken; blijkbaar kon Eilis niet wachten om de vis op te eten. 'Je hebt hem zojuist uitgelegd dat de paden veranderen en nietsvermoedende reizigers misleiden. Dat kun je niet omdraaien en dan beweren dat hij verdacht is omdat hij verdwaalde,' sprak ze. 'Maar hij was met ons, wij verdwalen niet.' 'Hij is niet met ons gekomen,' liet Sibeal weten. 'Hij is met niemand.' Maar voor ik haar om uitleg kon vragen, wenkte Eilis ons terug.
Nu Aidan eerlijk tegen mij was geweest over Rathnait liet ik hem op de terugweg naast me rijden. Hij vertelde mij over zijn thuis in Connacht en zijn familie. Uit zijn verhaal begreep ik dat hij aanvankelijk naar Inis Eala was vertrokken om zich te bekwamen in het krijgerschap zodat hij in het leger van zijn vader kon dienen in een territoriale strijd. Maar gelukkig had het probleem zich zonder bloedvergieten op vreedzame wijze opgelost. Intussen was Aidan van het leven op Inis Eala gaan houden en had hij besloten om er nog wat langer te blijven. Hij maakte me duidelijk dat hij van plan was nog ongeveer twee jaar te blijven en dat hij na die jaren zijn plaats in Johnny's leger zou afstaan aan een ander. We zwegen over Rathnait en de verloving omdat de anderen alles konden horen, wat voor een gevoelig onderwerp als dit niet prettig was. Bovendien kon ik geen toekomstplannen maken tot de baby geboren was, al was ik erg blij dat Aidan en ik weer als vrienden met elkaar omgingen. Onze toekomst hing onherroepelijk af van wat er na de geboorte zou gebeuren. Ik wilde Aidan eigenlijk vragen naar de geschiedenis van zijn vriend Cathal, want ik vroeg me af of zijn vreemde gedrag misschien iets te maken had met zijn jeugd. Ik wist dat hij van eenvoudige afkomst was, desondanks was hij de beste vriend van de zoon van een clanhoofd en was hij overmatig trots... Dat zou een boeiend verhaal moeten zijn, maar ik vond het niet het juiste moment om ernaar te vragen. Laat op de dag kwamen we thuis, waar een groep mannen, onder wie Gareth, Mikka en Sigurd, zich net klaarmaakte voor een tocht door het bos. Met de schemering in aantocht betekende dit dat het om een dringende zaak ging. Terwijl Aidan en Cathal op de mannen afliepen voor een praatje, vloog ik naar binnen om Vader te zoeken, en liet Doran met de kinderen en paarden achter. Ik vond Vader met Johnny in de kleine raadszaal, waarvan de deur openstond, en hoorde Johnny zeggen: 'Weet je heel zeker dat ik niet zelf naar hem toe moet gaan?'
'Het spijt me dat ik stoor.' Ik had voor vandaag genoeg afgeluisterd. 'Mag ik weten wat er aan de hand is?' 'We hebben bericht gehad dat Eoin van Lough Gall teruggekeerd is van zijn reis,' antwoordde Vader. 'Ik wil hem op staande voet op de hoogte stellen van het huwelijk. Gareth brengt de boodschap over. Nee, Johnny, ik wil niet dat jij gaat.' Hij keek naar mij en vervolgens naar mijn neef. 'We gaan een zware tijd tegemoet; ik heb je hier op Zeven Wateren nodig. Gareth weet precies hoe hij het nieuws op tactische wijze moet overbrengen aan Eoin. Het enige wat de anderen moeten doen is hem vergezellen, om Eoin eraan te herinneren dat ik het leger van Inis Eala achter me heb staan, mocht er iemand zijn die uit is op een conflict.' 'Nodig je Eoin uit voor een bespreking?' vroeg ik hem. 'Ja. Gareth zal hem uitnodigen. En als hij bij Eoin is geweest, zal hij doorrijden naar de andere noordelijke clanhoofden om die ook uit te nodigen. Nu Gareth met zijn escorte voorlopig weg is, kunnen we het best iemand naar Glencarnagh sturen voor wat versterking van de overgebleven mannen hier. Daar kun jij morgenochtend wel op toezien.' Glencarnagh was onze andere vesting in het zuidwesten en behoorde toe aan de familie van mijn moeder. 'Kan ik iets doen, Vader?' vroeg ik. 'Hebben de mannen genoeg proviand voor de reis?'
Ondanks zijn bezorgde blik glimlachte hij. 'Ga dat maar even navragen in de keuken,' antwoordde hij. 'Het heeft geen haast; we moeten Gareth nog zijn laatste instructies geven. Dank je.'
Na het vertrek van de ruiters heerste er rusteloosheid en verontrusting op Zeven Wateren. Toen ik Moeder bezocht, zag ik dat ze wat bloed had verloren en ik probeerde niet al te bezorgd te kijken al was ik geschrokken van haar bleke gezicht. Zo kalm als ik kon bracht ik haar op de hoogte van wat er beneden gebeurde, en benadrukte daarbij dat Gareth de aangewezen persoon was om naar Eoin af te reizen en hem te vermurwen met de uitnodiging voor de raadsvergadering. Maar Moeder was er met haar gedachten niet bij en haar ingetogen blik was naar binnen gekeerd. Ik had het idee dat ze het beetje energie dat haar restte, nodig had voor het kleine leven binnenin haar. Al haar wilskracht benutte ze om ervoor te zorgen dat het hartje van de baby zou blijven kloppen totdat het op eigen kracht kon doorgaan. Nadat ik haar weer alleen had gelaten, stond ik een poosje in de gang om tot bedaren te komen voordat ik naar beneden ging om de rest van de familie onder ogen te komen.
Aan tafel was Vader ongewoon zwijgzaam. Met de zaak van Eoin aan zijn hoofd en de zwakke gezondheid van Moeder, had hij zeker geen behoefte aan wat vermaak na de maaltijd en wilde hij iedereen waarschijnlijk vroeg naar bed sturen. Maar toen Wilg overeind kwam en leunend op haar stok om de tafel heen liep, wist ik dat ze op het punt stond om een van haar verhalen te gaan vertellen. Met haar schrandere en doordringende blik nam ze elk familielid om beurten op en ik vroeg me af wat ze allemaal zag. Kon ze zien dat Sibeal een zieneres was die in haar hoofd zoveel visioenen door elkaar zag? Was ze in staat de goede inborst van Johnny te zien, of Vaders onverstoorbare kracht, de onstuitbare vreugde die van Eilis afstraalde? Zou ze achter mijn naar ik hoopte uiterlijke kalmte de onzekerheid bespeuren? Misschien was het haar duidelijk dat wij stuk voor stuk overschaduwd werden door de donkere wolk die boven ons hing.
'Heer Sean,' sprak de oude vrouw, 'ik dank je voor de gastvrijheid en breng je de gunstige gezindheid van de reizigers en de respectvolle groeten van Dan Walker.'
Vader knikte ernstig. 'Dans familie is hier altijd welkom,' antwoordde hij. 'Mijn dochter vertelde me dat u een verhalenvertelster bent. We horen graag een verhaal ter vermaak.' 'Ik zal een mooi verhaal vertellen, heer. Misschien kunnen de jonge muzikanten daarna nog wat voor ons spelen. Ik ben dol op harpmuziek.' Ze keek in mijn richting, waarna ze Aidan een stoel voor haar liet halen en ze ging een beetje stijfjes zitten, terwijl ze haar stok naast zich op de grond legde. Het geroezemoes verstomde en iedereen wachtte oplettend af behalve Cathal, die verveeld en arrogant tegen de deurpost aangeleund stond. Onze blikken ontmoetten elkaar en zonder ook maar enige blijk van erkenning wendde hij zijn hoofd af.
'Het zijn moeilijke tijden,' sprak de oude vrouw, en ze keek de kring van aandachtige gezichten rond. 'Tijden waarin we op de proef worden gesteld. Maar vanavond zal ik ervoor zorgen dat mijn verhaal jullie opbeurt. Het gaat niet over de Tuatha De Danann, noch over de eigenaardigheden en ambities van de hoge heren en dames, maar over gewone mensen. Dit is een verhaal over strijdende stammen met hun schermutselingen en rooftochten, hun sluwheden en wraakacties in een landschap van rietkragen langs het meer, wortels van de grote eiken, de doornhaag die de verbrokkelde stenen van oude muren verbergt.' 'Clurichauns!' riep Eilis uit, waarna ze vlug een hand voor haar mond sloeg.
Wilg glimlachte. 'Inderdaad, jongedame. Er waren twee rivaliserende stammen die zichzelf de Roden en de Groenen noemden. De strijdende stammen onderscheidden zich met kleine rode en groene uniformen, zoals hun namen aangaven. De Roden maakten hun jasjes van de rode veren van de roodborst of de rode herfstbladeren van de eik of de rode wollen draden die ze uit de naaimand van de vrouwe gapten. De Groenen maakten hun helmen van de afgevallen vleugeltjes van kevers, hun mantels waren van mos en hun laarzen van geweven grassprieten. Beide stammen beschikten over wapens: scherpe splinters van de els, kastanjes om mee te gooien en stengels met doorns van de wilde roos. Hoewel de clurichauns erg klein van stuk waren, deed hun lengte niets af aan hun strijdlust. Elke stam had zijn eigen clanhoofd, zijn bard en zijn elitekrijger. Ook had elke stam zijn eigen schuilplaats: de Roden verschansten zich tussen de rotsen die bedekt waren met roodbruine kruipplanten, de Groenen verscholen zich in een kuil bij een meertje met een brulkikker als wachter. Jullie moeten weten dat hun strijd zo ver voerde dat de Groenen geen rood verdroegen en omgekeerd was dat ook het geval. De Roden aten vlees en rode appels, de Groenen aten waterkers en zure bessen. Wee de pasgeborene bij de Groenen met rood haar, zoals onze Clodagh. Zijn moeder zou onmiddellijk worden beschuldigd van verraad door te hebben geslapen met de vijand.
Waarover ging de strijd nu eigenlijk? Het was allemaal begonnen met een kleine heuvel die precies tussen beide gebieden in lag. Voor ons was het slechts een kleine hobbel in de grond, waarover wij heen zouden stappen zonder die op te merken. Maar voor de clurichauns was het een heilige heuvel, de geboortegrond van een van hun grote leiders, Mochaomhóg de Stamvader. Met de vraag of Mochaomhóg tot de Roden of de Groenen behoorde begon hun langdurige vete, omdat beide stammen hem claimden als hun eigen stamvader.'
Wilg vertelde over de jarenlange oorlog, het verdriet van de clurichaunvrouwen om hun gesneuvelde vaders, echtgenoten, broers en zonen en de constante pogingen om hun mannen te beschermen in de strijd. 'Ze gebruikten dezelfde kunstgrepen als wij: ze naaiden een rowan-kruis in de kleding van hun mannen voor die ten strijde trokken of vlochten het haar van de mannen, stopten buideltjes met beschermende kruiden in hun laarzen of zakken. Hoe minder mannen er daardoor sneuvelden, des te beter. Op een bepaald moment waren de Groenen sterker dan de Roden en ze hadden hun kamp opgeslagen bij de heilige heuvel van Mochaomhóg, waarmee ze de Roden tot het uiterste tartten. Ze ontstoken zelfs heel brutaal een vuurtje en gingen er demonstratief omheen zitten alsof ze hoge officieren waren. De Roden smeedden een sluw plan. Hoewel ze niet bekend stonden om hun behendigheid op het water, waren ze van plan hun vijand over het water per boot te verrassen door stilletjes een kleine baai in te varen en vervolgens de heuvel op te sluipen via een tunnel van waterratten om de Groenen vanachter aan te vallen. Het was een uitstekend plan, al denk ik dat de legerleiders onder jullie er zeker wat hiaten in zouden aantreffen.' Terwijl ze dit zei, keek de oude vrouw even naar Johnny en schonk hem een glimlach. 'De Roden hadden zich in vol legerornaat gestoken met daarover hun mantel, want het was koud op het water. Met enige moeite lieten ze hun boot te water en boomden die over het meertje in de richting van de heuvel van Mochaomhóg, waar de rook van het vuur van de Groenen in een pluim omhoogkringelde en hen zo uit het zicht hield. Hun uitbundige gelal overstemde het plonzende water toen de kleine boot naderde. De Roden gingen aan land. Twee krijgers bleven achter om de boot aan te meren, de anderen slopen een voor een door de smalle rattentunnel, die vergeven was van de ratten die daar hun nest hadden. De twee krijgers die de boot hadden vastgebonden, haastten zich om hun makkers in te halen. Maar voor ze de uitgang bereikten, tuimelde een klein wezen met een dolk in zijn hart boven op hen. Een tweede buitelde eroverheen, zijn rode uniform nog roder dan het al was. Een derde... een vierde... Een voor een vielen de krijgers die de tunnel al waren ingegaan dood of stervende over elkaar heen. 'Terugtrekken!' fluisterde een van de twee nakomelingen tegen de ander. En zo vlug als ze konden kropen ze de tunnel weer uit en sprongen ze in de boot om zich woest bomend uit de voeten te maken. Een van hen opperde dat ze verraden waren en dat de vijand op de hoogte was gesteld waardoor die hun een bloedig welkom had bereid.
Toen het verhaal van het verraad de Roden bereikte, bekeek iedereen elkaar vol wantrouwen. Wie was de verrader? De een beschuldigde de ander omdat zijn grootmoeder ooit groene bonen had gegeten. Weer een ander verdacht iemand die ooit de groene ogen van een meisje had bewonderd. Het was duidelijk dat de beschuldigingen de stam zouden verdelen totdat het raadsel was opgelost.
De wijze vrouw van de stam riep iedereen bijeen. "Doe jullie mantels af," sprak ze. "En leg ze op de grond."
Niemand had enig idee waarom de oude vrouw dat vroeg, maar iedereen gehoorzaamde zoals ze dat altijd deden, omdat zij in al die jaren de vele twisten altijd weer tot een goed eind had gebracht. Niet alleen de twee overlevenden deden wat ze vroeg, maar elke man die aanwezig was ontdeed zich van zijn mantel, tot er een rode deken van mantels over de bosgrond lag. Vervolgens inspecteerde de oude vrouw elke mantel uitgebreid. In de meeste mantels was een rowankruis genaaid aangezien dit beschermde tegen het sneuvelen in de strijd. Deze kruisen trokken haar aandacht en terwijl ze elke mantel opnam om hem te controleren, zag een van de overlevenden eruit alsof hij absoluut niet op zijn gemak was. Tot twee keer toe raapte hij zijn mantel van de grond en zei dat hij het erg koud had van de tocht over het water. Maar de oude vrouw hield hem tegen. "Ik ben nog niet klaar," liet ze hem weten.' Wilg hield mij gevangen met een indringende blik in haar kraalogen waardoor ik geschrokken mijn rug rechtte. Wilde ze mij iets duidelijk maken? Was er een verborgen boodschap in haar verhaal die ik moest achterhalen? Als dat het geval was, was ik daar tot nog toe niet in geslaagd. Ik glimlachte wat ongemakkelijk, waarna ze haar gezicht van mij afwendde en haar verhaal hervatte.
'De oude vrouw bukte zich om de mantel op te rapen, keek ernaar en nog eens om zich vervolgens tot de ouderen te richten. "Deze man is de verrader," stelde ze. "Hij heeft ons verraden, hij is... een Groene!"
Iedereen hapte naar adem van afschuw en de man in kwestie ontkende het heftig; hij was geen verrader - was hij niet met de rest van de krijgers het gevaar tegemoetgesneld? Dat hij nog in leven was, was puur geluk, geen verraad. Toevallig was hij de laatste die de tunnel inging.
De wijze vrouw toonde de mantel aan de ouderen. Die had, net als alle andere mantels, een rowankruis. Maar daar waar de andere lijsterbestakjes met rode draad waren ingenaaid, waren die van hem met diepgroene draad vastgezet.
Meer bewijs was er niet nodig, want iedereen wist dat een vrouw van de Roden geen groene draad zou aanraken. De man moest wel een spion van de vijand zijn. De rechtspraak van de clurichauns was streng en de straf die hierop stond, was verschrikkelijk. Zo verschrikkelijk dat daar beter niet over gesproken kan worden in het bijzijn van de kinderen.' Met een vaag lachje keek Wilg naar Coll en Eilis.
'Wij willen het wel horen!' protesteerde Coll verontwaardigd. 'Vooruit dan,' stemde Wilg in. 'De verrader werd naar het grootste meer van het bos gebracht, de Roden lieten hem in het diepste deel van het meer over een stenen richel lopen en duwden hem in het water.'
Coll was diep teleurgesteld. 'Was dat alles?' vroeg hij. 'Er woonde daar een heel oude en heel grote vis,' vervolgde Wilg. 'Ze achtervolgde de verrader net zo lang tot hij uitgeput en bijna verdronken was. Daarna at ze hem op. En dat is het einde van mijn verhaal. Ik kan er nog aan toevoegen dat de clurichauns hun strijd om de heilige heuvel van Mochaomhóg tot op de dag van vandaag voortzetten.'
Het was een goed en eveneens uitstekend verteld verhaal. Ik geloof dat er geen speciale boodschap voor mij in verborgen lag, daarin had ik me vergist. Als ze dit verhaal al met een bedoeling had uitgekozen, dan was het voor Eilis en Coll bestemd geweest. 'Dank je,' sprak Vader. 'Wij houden van een goed verhaal op zijn tijd. Je zou bijna de kracht van verhalen om ons de wereld beter te doen begrijpen vergeten. Aidan, wat dacht je van wat muziek? En Clodagh, wil jij ook meespelen? We hebben je al een tijd niet gehoord.'
'Morgen misschien,' antwoordde ik. Inmiddels had ik Aidan vergeven, maar om nu samen muziek te maken, daarvoor was het nog te vroeg. Ik was niet vergeten hoe goed het voelde om samen harp te spelen; gevaarlijk goed. Als ik dat gevoel nu weer zou toelaten, zou ik misschien vergeefs op een toekomst met hem hopen, een toekomst waarin de baby gezond ter wereld was gekomen en mijn moeder zo goed zou zijn hersteld dat ze haar taken weer kon hervatten, en waarin Rathnaits vader er zonder enig bezwaar mee instemde dat het huwelijk tussen haar en Aidan niet zou plaatsvinden, en... Er waren te veel haken en ogen in dit toekomstbeeld, dus liet ik de beurt nog even voorbijgaan. 'Ik ben te moe, ik zou het verpesten.'
'Ik wil wel wat spelen,' meldde Aidan en hij haalde zijn harp tevoorschijn uit een nis. 'Zo'n goed verhaal verdient een muzikale afsluiting. Ik vrees dat ik geen liederen ken over de clurichauns, dus gaat het lied ergens anders over.'
Cathal zag er weer eens ongeïnteresseerd uit. Waarschijnlijk hield hij niet van verhalen, en nog het minst van verhalen met magie. Hij deed dergelijke verhalen over het Feeënvolk maar al te graag af als je reinste fabeltjes. Als hij hier lang genoeg zou blijven, kwam hij er wel achter dat het anders was.
Aidan zong een ballade met een prachtige melodie, zijn warme, sonore stem begeleid door het zachte geluid van zijn harp. Het was een liefdeslied en hoewel hij mij niet in verlegenheid bracht door mij aan te kijken bij het zingen, kon het mij nauwelijks ontgaan dat het meisje over wie hij zong roodvlammend haar had en ogen als groene smaragd, noch dat de zwijnenhoeder die haar hart voor zich probeerde te winnen, haar niet alleen om haar uiterlijk bewonderde maar eveneens om haar openhartigheid en toewijding aan haar familie. Het was een prachtig muziekstuk waarvan ik zeker wist dat hij het zelf gecomponeerd had. Uiteindelijk verliet het meisje haar familie om bij de zwijnenhoeder in het bos te gaan wonen, wat ik erg leuk vond omdat ik eigenlijk een voorspelbaar eind had verwacht waarin de zwijnenhoeder een prins bleek te zijn. Het verrassende eind droeg bij aan de charme van het lied. Toen het uit was, leek niemand echt haast te hebben om naar bed te gaan, hoewel Vader zich excuseerde en de zaal verliet. Hij had al zo weinig tijd om bij Moeder door te brengen en als Gareth niet in staat zou blijken Eoin van Lough Gall en de andere noordelijke clanhoofden gunstig te stemmen, werd de zaak alleen maar ingewikkelder en zou hij Moeder nog minder kunnen bezoeken. Ik wist hoe hard Moeder hem nodig had, ondanks de aanwezigheid van Muirrin en de bedienden. Hij kon haar in moeilijke tijden als geen ander steunen. Ik maakte me meer zorgen om Vader dan ik anderen liet weten. Wat zou er van hem overblijven wanneer we haar zouden verliezen? Ik had het gevoel dat hij niet zou huilen of in woede zou uitbarsten, maar dat hij zichzelf zou terugtrekken, niet langer bereid om te lachen om een verhaal of om Eilis' gekke grapjes.
'Ik begrijp dat je Aidan hebt vergeven?'
Opgeschrokken uit mijn gedachten keek ik op. Ik had een kroes mede gepakt en was ermee naar een hoek van de zaal gelopen, maar ik had Cathal niet opgemerkt. 'Hij heeft me alles eerlijk verteld,' zei ik, over mijn schouder kijkend om te zien of er iemand binnen gehoorafstand was. Aidan was niet in de buurt, die legde zijn harp weg; Sibeal, Eilis en Coll zaten bij Wilg en vroegen haar het hemd van haar lijf en rond de haard waren de mannen in gesprek. 'Rathnait is een meisje van pas twaalf jaar, hè?' Zwijgend knikte Cathal.
'En klopt het ook dat de verloving alleen maar een mondelinge overeenkomst is, die een paar jaar geleden vrijblijvend werd uitgesproken door beide vaders?'
'Daar weet ik niets van.' Het leek erop dat Cathal zijn vriend bepaald niet steunde, wat me verbaasde na het gesprek in de stal. 'Je hebt hem snel vergeven,' voegde hij eraan toe. 'Pas vandaag legde hij je uit hoe de vork in de steel zit, en je laat hem een liefdeslied over jou schrijven.'
Ik voelde mijn wangen gloeien. 'Daar heb ik niet om gevraagd! Ik kon moeilijk uitvallen tegen hem alleen omdat het om een roodharig meisje gaat. Wat kan het jou trouwens schelen? Ben ik hem zo onwaardig?' Verdorie, waarom had ik dat gezegd? Het was vragen naar een opsomming van mijn tekortkomingen met op de eerste plaats het feit dat ik saai ben. 'Vergeet wat ik net zei,' mompelde ik, starend naar mijn voeten. 'Nee, hij is jóu niet waard.'
'Wat bedoel je?' Nu had hij mijn volledige aandacht. 'Hij is de zoon van een clanhoofd, een vaardig krijger, hij ziet er goed uit en maakt nog mooie muziek ook.'
Mijn woorden leken Cathal te steken en op slag was zijn hooghartige houding verdwenen. 'Op het eerste gezicht is hij een goede partij voor elke vrouw, maar ik zou niets overhaasten.' 'Dat is jouw zaak helemaal niet,' beet ik hem toe, verbijsterd over het feit dat hij het in zijn hoofd haalde zich ermee te bemoeien en mij zulke adviezen te geven. 'Hij overtuigde me er vandaag van dat de afspraak tussen zijn vader en die van Rathnait zonder problemen ongedaan gemaakt kan worden. Al maakt dat niets uit. Het zou sowieso niet eerlijk zijn van mij om welke kandidaat dan ook aan te moedigen. Mijn moeder kan elk moment bevallen en ze is erg zwak. Ze hebben mij hier thuis nodig.' Hoewel ik absoluut niet van plan was geweest hem dit te vertellen, hoopte ik dat hij zou afzien van verdere inmenging in mijn privéleven. 'Dan gaat die ontmoediging je slecht af,' mompelde hij toonloos. 'Maar natuurlijk kun jij zelf niet zien hoe je naar hem kijkt. Zeg niet dat ik je niet heb gewaarschuwd als alles verkeerd gaat.' 'Dat zal ik heus niet doen,' beloofde ik na een poosje. Het viel me op dat zijn spottende of arrogante toon was verdwenen. Hij klonk zelfs zo ernstig dat het leek alsof hij mij oprecht voor een dreigend gevaar wilde waarschuwen. 'Cathal?' 'Wat is er?'
'Vandaag, op weg naar de Puddingschaal... Wat gebeurde er echt? Waar ging je heen?'
Er verscheen een onpeilbare uitdrukking op zijn gezicht en plotseling leek hij ontoegankelijk. 'Ik heb geen flauw idee waar je het over hebt.'
'Dat weet je best.' Ik had nooit geweten hoezeer ik kon aandringen: 'Ik geloof niet dat je was verdwaald. Johnny's mannen verdwalen niet in het woud van Zeven Wateren. Je bent ergens heen gegaan, anders was je ons zonder meer weer tegengekomen op het pad.'
'Je lijkt er nogal zeker van te zijn. En toch waarschuwen jij en je zus mij steeds weer voor het bovenaardse volkje dat de bossen bewoont, paden die een eigen wil hebben en andere mysteriën waarvoor ik zou moeten oppassen. Me dunkt dat jij en je zussen elk woord van dat kinderachtige verhaaltje van die oude vrouw geloven. En dan heb jij het over waarheid?'
De hoop op een normaal gesprek was een grote vergissing. 'Vergeet wat ik je net vroeg. Ik kan beter teruggaan naar de anderen.' 'Voordat Aidan jaloers wordt?' Bij het zien van mijn blik vervolgde hij: 'De zoetgevooisde muzikant kan af en toe een behoorlijk slechte bui hebben. Maar dat heb je vast al gemerkt. Ik denk dat je gebrek aan voorstellingsvermogen lang niet zo erg is als ik in eerste instantie dacht.'
'Uit jouw mond moet dat een compliment zijn. Mijn hart zal echt niet breken, Cathal. Ik ben sterker dan jij denkt.'